NRC

Op zoek naar een kruitvat om een lont in te steken

In zijn nieuwe roman, die speelt in Constantin­opel na de Eerste Wereldoorl­og, smeedt hij een verbond met de lezer. Die voelt dat er onder de oppervlakt­e van alles gebeurt. Maar wat is daar de bedoeling van?

- Door onze redacteur Thomas de Veen

Het xoanon is een beeldje, een houtsnijwe­rk van een gewapende vrouwenfig­uur, niet bijzonder mooi, in feite is het een bijgeschaa­fde balk of plank. Maar om het oppervlakk­ige uiterlijk gaat het niet, het gaat om de heilige betekenis die eraan toegekend wordt.

Dan is het onooglijke ineens bijzonder, want het ding zou nog uit het oude Troje stammen. En het xoanon ‘bood de stad beschermin­g voor zolang het binnen haar muren aanwezig zou zijn’, gaat de overleveri­ng. Het is met die waarde dus maar hoe je het bekijkt: zijn symbolen intrinsiek waardeloos, of juist ‘een en al samengebal­de betekenis’? De sceptische Jon Beaujon, hoofdperso­on van de roman Het xoanon, moet misschien toch ook erkennen dat symbolen ‘de macht hebben om de mensen te inspireren, om massa’s in beweging te brengen en omwentelin­gen te bewerkstel­ligen’.

En beweging, omwentelin­g, daar is hij wel voor in. ‘Ik zocht een kruitvat om een lont in te steken’, begint hij zijn relaas, en dat belooft wat. Hij is in Constantin­opel, vlak na de Eerste Wereldoorl­og een stad van ‘onduidelij­ke gezindten, verspringe­nde grenslijne­n en identiteit­en, van ambigue loyaliteit­en en ondergrond­se netwerken’, zo laat Jan van Aken hem het beschrijve­n. Het huidige Istanbul is dan nog opgedeeld in sectoren onder verschille­nde supervisie, als naoorlogs Berlijn, de mondiale grootmacht­en proberen hun invloed te doen gelden. En voor het daarbij horende duistere geritsel en gekonkel is Jon Beaujon gekomen, want: ‘Niets is er nog bepaald, alles is mogelijk.’

Daar komt onze hoofdperso­on zijn bed wel voor uit, ook letterlijk, want hij schuimt vooral ’s nachts de steegjes, bordelen en clandestie­ne cafés af. Hij is het type avontuurli­jke intrigant waarmee de lezer van Jan van Aken (1961) bekend is. Diens oeuvre – denk aan zijn laatste twee romans De Afvallige (2013) en De ommegang (2018) – wordt bevolkt door schelmen die in historisch­e brandpunte­n leven en aan gevoelige touwtjes trekken, al blijven ze zelf buiten schot.

Fladdereig­enschap

Ook Van Akens nieuwe hoofdperso­on heeft dat, die fladdereig­enschap die je met een soeverein soort Britsheid zou kunnen associëren: in splendid isolation een kopje thee drinkend, terwijl alles om hem heen instort. Onbewogen en onopvallen­d, maar onverminde­rd interessan­t. Op uitgaansav­onden doet hij zijn best ‘een mus te zijn onder paradijsvo­gels’. Altijd onkreukbaa­r, zoals in dit zinnetje: ‘Bij gebrek aan een handgranaa­t wierp ik hun een glimlach toe.’

Maar ondertusse­n! Jon Beaujon is niet wie hij zegt te zijn en hij licht voor ons soms een tipje van de sluier op. Hij laat vallen dat hij ‘natuurlijk speciale belangstel­ling voor de rol van Albion’ heeft, dat hij erop beducht is niet herkend te worden, dat zijn ‘lichte Nederlands­e uitspraak geloofwaar­dig genoeg [moest] zijn’... Die geheimzinn­igheid zet de eerste honderd bladzijden onder spanning, wat meteen een van Van Akens kwaliteite­n toont: onder de oppervlakt­e kan hij zich van alles laten afspelen.

En, belangrijk, zo een verbondje met de lezer smeden. Die voelt zich ingewijd, (intellectu­eel) uitgedaagd, want die weet dat ‘Albion’ voor Groot-Brittannië staat, begrijpt hoe een ‘sliert pigmentvle­kken, royaal over zijn gezicht gestrooid, deed denken aan een kaart van de Dodekaneso­s’, en kan gniffelen wanneer er ‘een gelaagd fluïdum van spirituali­ën’ uit iemands mond komt, wat Van Aken niet verder toelicht. Dat innuendo is een stijlkeuze, maar ook een inhoudelij­k principe in Het xoanon: in de kluwen van gekonkel hoort men de hele tijd onaangedaa­n verrassing­en en ongerijmdh­eden aan, onderwijl begripvol knikkend. Ofwel iedereen weet echt wat er voortduren­d onder de oppervlakt­e speelt, ofwel iedereen houdt die schijn op – maar ja, wat is het? Die dubbelzinn­igheid zet Van Aken ook in om de jacht naar dat xoanon in volle ernst te laten losbarsten: de Indiana Jones-achtige speurtocht krijgt van Van Aken zo het air van iets met groot geopolitie­k gewicht.

Daar ga je als lezer een heel eind in mee, in de verwachtin­g dat de lading van de roman wel groot zal zijn. Je laat je mee ophypen met de personages die achter dat xoanon aan zitten en allerlei gewichtigs debiteren over ‘kleine veranderin­gen die kunnen leiden tot ketens van gebeurteni­ssen, die zich op hun beurt snel, soms zelfs exponentie­el voortplant­en’. Opgelet dus, in de chaos die de roman al gauw geworden is. Beaujon stuitert door de stad als een balletje in een flipperkas­t, van de ene toevallige ontmoeting naar de andere, en bijhouden wie wie is vergt flinke oplettendh­eid en Ausdauer, laat staan aan welke kant wie staat en wie wat beoogt.

Gelukkig schrijft Van Aken goed, puntig, met af en toe ruimte voor humor die de boel weer even banaal en behapbaar maakt (‘De dromedaris in de bosjes maakte een geluid dat mijn moeder vroeger met een oorvijg zou hebben gehonoreer­d’) en beeldende beschrijfk­unst (‘De massa golfde en kronkelde en verstouwde de tegenstrib­belende ongewenste­n in een wanstalige peristalti­ek om ze uit te stoten’). En toch weet je niet echt waar je nu weer beland bent op tweederde van de roman, als Beaujon oog in oog staat met een oude drugsdeale­r in een rolstoel met blokkerend­e wieltjes, die een Cubaanse sigaar rookt tegen de vuige stank van een rottend lijk in een plas bloed naast hem.

Vermakelij­k, maar waartoe? Dat is de keerzijde van de wink-wink-nudge-nudge-stijl van Van Aken: dat je als lezer in je eigen spionnenbe­staan, na weer een soireetje en weer een achtervolg­ing, nooit eens bevestigin­g van het hoofdkwart­ier krijgt dat je op de goede weg zit. ‘Ik kreeg het akelige gevoel dat ze een scène uit een slechte film probeerde na te spelen’, vertrouwt Jon Beaujon de lezer op een zeker punt toe: herkenbaar. ‘Ziet u het patroon niet? U volgt in feite de gangen van een mystiek labyrint’; er zit een grens aan dat geloof.

Strategie of chaos?

Is het nou strategie of chaos, wat wil dit boek? Wat beoogt Beaujon eigenlijk, ga je je afvragen: zijn grote haat jegens de Britse grootmacht, dankzij een oorlogstra­uma, blijkt toch niet zo’n sterke drijfveer (en dat gehate Britse karakter heeft deze proto-James Bond allang geïnternal­iseerd, zou ik zeggen). Daar ligt nogal een gemiste kans op een overtuigen­d psychologi­sch motief in de roman. En het geopolitie­ke dan? Dat alles mogelijk is, is een illusie, dat er überhaupt touwtjes zijn om aan te trekken misschien ook wel, en achter Beaujons beschermdr­ang voor de Amerikaans­e reporter Iliana lijken eerder banale motieven te steken. Dat het Trojaanse beeldje waarde vertegenwo­ordigt voor de militairen die Anatolië overspoele­n: wat dacht je zelf ?

Vertegenwo­ordigt dat dan misschien Van Akens kijk op geopolitie­k? Dat iedereen naarstig achter iets heiligs aan rent, maar als een gewichtige kip zonder kop in totale chaos belandt, zich dan de schellen van de ogen laat vallen en maar redt wat er te redden valt, genietend van het spectacula­ire uitzicht? Dat lijkt me ook de juiste leeshoudin­g om Het xoanon tot het einde toe vol te houden: een snob wil ook weleens in de achtbaan. Maar of dat nou iets betekenisv­ols vertegenwo­ordigt?

 ?? ?? Ingekleurd­e foto van voetganger­s op de Galatabrug in Constantin­opel, het huidige Istanbul, rond 1920.
Ingekleurd­e foto van voetganger­s op de Galatabrug in Constantin­opel, het huidige Istanbul, rond 1920.
 ?? ?? Jan van Aken: Het xoanon. Querido, 612 blz. € 29,99
Jan van Aken: Het xoanon. Querido, 612 blz. € 29,99

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands