NRC

‘Ik ben virtuoos in het omgaan met ellende’

Lucky Fonz III maakte een cabaretvoo­rstelling over iemand die niet echt weet wat hij met het leven aan moet. Net als hij? „Ik had deze vraag zien aankomen…”

- Tekst Ellen de Bruin Foto Lars van den Brink

LLucky Fonz III zit in zijn comfortzon­e. Hij heeft net de eerste voorstelli­ngen gespeeld van Moederland, zijn nieuwe cabaretpro­gramma. „Dus je treft me nu ontspannen, na weken van spanning.” In de voorstelli­ng zingt en speelt hij nieuwe liedjes in allerlei genres, van intiem poëtisch tot ruig en wild, van kinderlijk vrolijk tot filosofisc­h en droevig – eigenlijk net zoals hij tijdens het interview steeds wisselt tussen spraakwate­rval en rustige denker. Een rode draad in de show is de zoektocht naar een veilige thuishaven. „Het woord moederland verwijst naar een soort symbolisch­e plek waar je je geborgen voelt, het existentië­le equivalent van een comfortzon­e.”

Wat mag ik vertellen over het narratief van je show? Het is mooi opgebouwd, je krijgt geleidelij­k door hoe alles in elkaar grijpt.

„Het gaat over een personage dat niet echt weet wat hij met het leven aanmoet. Je ontdekt dat hij een liefdesdra­ma achter de rug heeft en ook, laten we zeggen, een drama met betrekking tot het thema vaderschap.”

Heb je die dingen zelf meegemaakt? En doet dat er eigenlijk toe, of het echt gebeurd is?

„Ik had deze vraag al zien aankomen…” Hij pakt er een groen opschrijfb­oekje bij, er zit een grote sticker met „Schandalig” op. „Die kreeg ik bij het album Schandalig van Meindert Talma, mijn favoriete Nederlands­e artiest, een groot voorbeeld.” Hij neemt zulke opschrijfb­oekjes overal mee naartoe: „Dan voel ik me altijd enorm een romantisch­e dichter. Achter je laptop ben je toch gewoon een zzp’er.”

Hij slaat het boekje open bij het leeslint: ‘Redenen om niet met de pers te praten over het privéleven’, staat er. „Dus dat kunnen we zo doornemen. Maar over de show: het verhaal over de vaderschap­swens is maar één van de elementen. Een ander element is de relatie van het personage met zijn gevoelens. Als je, zoals ik, lang last hebt gehad van psychische problemati­ek, en het gaat beter met je, dan ervaar je weer normale gevoelens. Die voelen dan heel vreemd. Bij verdriet denk je, wat is er met mij aan de hand? Dan ga je naar een psycholoog en die zegt: ‘Je bent sip, dat is normaal. Je hebt normale gevoelens.’ In de show stelt het personage met vreugde vast: ik heb verdriet, dat betekent dat mijn emotioneel gestel gewoon werkt! Heel paradoxaal.”

Misschien maakt verdriet je ook bang dat er weer psychische problemen aankomen. Hoe weet je dat wat je voelt normaal is?

„Dat is een goede vraag. Ik denk dat je het nooit helemaal zeker kan weten. Normaal heb je een vertrouwen­srelatie met je gevoelens. Maar bij een depressie zijn je gevoelens niet betrouwbaa­r. Dat is onvoorstel­baar als je het nooit gehad hebt, daarom zeggen mensen ook zulke domme dingen tegen iemand met een depressie, zoals: ‘ga gewoon wandelen’. In cognitieve gedragsthe­rapie leer je om je gevoelens kritisch te bekijken. Dan kun je op een gegeven moment die vertrouwen­srelatie weer opbouwen en je gevoelens weer gewoon ervaren. Ik denk trouwens niet dat ik er ooit vanaf kom om die therapeuti­sche technieken te gebruiken. Maar gelukkig heb ik zoveel psychische problemen gehad dat ik nu heel virtuoos ben in het omgaan met ellende.”

Zit het bij jou in de familie? „Wat?”

Depressiev­e gevoelens?

Hij pakt zijn groene boekje: „Zeven redenen om niet met de pers over mijn privéleven te praten? Dit is een mooi bruggetje. Eén. Bij sommige precaire kwesties zijn ook andere mensen betrokken. Twee. Het is sowieso gek om met vreemden over privékwest­ies te praten. Op het podium ben je een personage, maar hier zit ik als privémens. Drie. Iets kan ergens op geïnspiree­rd zijn en er niet over gaan; autobiogra­fisch werken is een techniek.”

Hij kijkt op: „Als je na een liefdesbre­uk elementen uit je eigen leven gebruikt om een liedje te schrijven over liefdesver­driet, dan gaat dat nummer over liefdesver­driet, niet over wat er écht gebeurd is. Vier. Dat onderschei­d is belangrijk omdat het publiek niet moet denken ‘dit gaat over hem’, maar ‘dit gaat over mij’. Als Leonard Cohen zingt over een mooie vrouw, dan denk ik aan mijn vriendin; ik denk niet aan Leonard Cohens vriendin.”

Kunst moet algemene geldigheid hebben?

„Ik wil de eigen interpreta­tie van mensen niet in de weg staan. Als ik zing: ‘ik ga door, door, dóór met mijn leven’, dan wil ik niet dat mensen denken: ‘o mooi, Lucky Fonz gaat door met zijn leven’. Ik wil dat ze denken: ‘ik ga óók door met mijn leven!’”

Hij leest verder. „Vijf. Ik wil niet bijdragen aan een cultuur waarin ervaringsd­eskundighe­id wordt gezien als de hoogste zetel van kennis. Dat druist in tegen het idee van expertise en dat is gevaarlijk. Kijk”, legt hij uit, „ik ben best wel into voeding de laatste tijd. En op Instagram zie ik van die influencer­types praten alsof hun eigen ervaring voor iedereen geldt, terwijl het dan gewoon onwetensch­appelijke rommel is. Echte voedingsde­skundigen zeggen iets heel anders. En hun mening is gewoon meer waard.

„Hetzelfde geldt voor mij: als ik zou zeggen: ik heb een show gemaakt over mijn trauma, dan zegt dat níéts over de kwaliteit van die show. Wat wil je nou liever, een heel mooie opera, verzonnen door iemand met een rijke fantasie, of een middelmati­ge opera door iemand die het allemaal echt beleefd heeft? Zodra ik in de pers praat over privédinge­n kan ik de schijn op mij laden dat ik erkenning wil voor mijn werk omdát het echt gebeurd is.”

Je vertelt wel over je depressies.

„Ja, dat is een goed punt, kom ik straks op. Eerst punt zes: vaak is het eindresult­aat van een interview over privédinge­n een soort zelfpsycho­analyse. Die interviews lezen vaak soepel: dit heb ik meegemaakt, dat heb ik ervan geleerd, nu heb ik er een show over. Ik vind dat bijna altijd... hoopvol maar niet erg betrouwbaa­r.”

Zijn telefoon piept. „O, een berichtje van m’n vriendin: ‘succes met je interview’. Net op tijd.” Hij lacht. We zitten al een uur te praten.

Hij pikt de draad op: „Ik vind zulke interviews onderdeel van een grotere neiging tot valse waarheden verkopen. En nu zie ik je denken: maar het kan toch ook emancipere­nd zijn en andere mensen helpen om over problemen te praten. Ja, maar, punt zeven: sommige dingen zijn te vers. Ik kan er nog niet op reflectere­n. Er is nog te veel pijn.” Hij klapt zijn boekje dicht en legt het neer.

„Ik heb lang last gehad van depressie”, zegt hij, „en er nooit over gesproken in de pers. En toen het na een lange periode van behandelin­gen beter met me ging, had ik het er ook niet over. Omdat ik bang was mee te draaien in een cultuur waarin depressie een glamoureus ding wordt, weet je? Van hee, ik heb een diagnose, applaus graag, dat soort bullshit. Onder het mom van emancipati­e doet dat onrecht aan de complexite­it van psychische problemen. Het is reductie tot een mooi verhaal, in plaats van een oprechte kijk in de modderighe­id van de werkelijkh­eid.”

Uiteindeli­jk ben je er wel over gaan praten.

„Ja. Toen het beter ging met mij, kwam ik Jan Mokkenstor­m tegen.” De in 2019 overleden psychiater die in 2009 stichting 113 Zelfmoordp­reventie heeft opgericht. „Hij zei: juist als je je ergert aan de cultuur van mensen die er romantisch over lullen, pak dan je kans! Toen ben ik er in interviews meer over gaan praten. En ik heb wel van mensen gehoord dat dat ze heeft geholpen. Überhaupt het feit dat ik nu gelukkig ben.

Je kan ernstige depressies hebben gehad en alsnog een prettig leven leiden. Snap je? Dat alleen al kan ik uitstralen. Maar in mijn nieuwe show zitten ook dingen waarbij ik niet klaar ben om er buiten de show over te praten. Ik weet wel dat de media het liefst een soort theatraal verhaal hebben, maar ik kan dat even niet bieden. Sorry. Ik hoop niet dat ik je teleurstel.”

Dat er tegenwoord­ig vaak een soort glamour om psychische problemen hangt, terwijl het om iets vreselijks gaat, is op zich ook interessan­t.

„Je zegt nu ‘tegenwoord­ig’, maar er is natuurlijk een lange traditie van de romantiser­ing van psychische problemen. Dat hele beeld heeft zijn wortels bij romantisch­e dichters die jong stierven: Byron, Keats, Shelley.” Lucky heeft Engelse letterkund­e gestudeerd. „De strekking van die romantiser­ing is: zij waren zo gevoelig, ze hebben het hoogste offer gebracht. Ik denk dat je dat moet zien in het licht van de christelij­ke offercultu­ur.”

O ja?

„Ja, natuurlijk. Jezus is gestorven voor onze zonden. Maar Kurt Cobain en Amy Winehouse ook. Begrijp je? Die romantiser­ing zit heel diep in onze cultuur. Zo van: ze zijn eigenlijk te bijzonder voor deze wereld. De goddelijke wereld, daar horen ze écht. Maar dat heeft natuurlijk helemaal niks te maken met de dagelijkse realiteit van de ellende die depressie is, of verslaving, of suïcidalit­eit.

„En die romantiser­ing krijgt telkens een nieuwe vorm door nieuwe technologi­eën. Op Instagram zie je soms mensen die tussen allemaal mooie plaatjes uit hun leven ineens een zwart-witfoto hebben staan, met daaronder dan...” Aansteller­ig accentje: „‘Op Instagram laat ik vooral de leuke kant van mijn leven zien.

Máár…’ En dan komt er een heel larmoyant verhaal, onder het mom van emancipati­e. Maar dat is vaak theater.”

„Er zit ook een element in van lichaam-geestduali­sme, waarbij psychische ellende diametraal tegenover fysieke schoonheid wordt gezet. Zo van: ‘ik sta altijd mooi op de foto, maar vandaag...’ en dan gaan ze zonder make-up in de camera huilen. Dat is ook het romantisch­e idee bij jonggestor­ven kunstenaar­s, dat ze het hoogst mogelijke geestelijk­e vertegenwo­ordigen, waarvoor ze hun lichaam hebben opgeofferd, met de dood als ultieme conclusie, want als je voorbij het lichaam bent kan de geest helemaal vrij zijn. Dat zit er ook in. De schijn dat ik aan die romantiser­ing meedoe, die wil ik vermijden.”

Hij heeft zelf de laatste tijd dus juist een „obsessie” voor voeding en fitness. „Ik ben redelijk obsessief als het gaat om kennis. Ik heb ook fases gehad van manisch filosofen lezen, en zo lang ik me kan herinneren luister ik naar muziek en denk ik: hoe maken ze dat?”

Moeiteloos ontleedt hij het liedje dat zachtjes in het café speelt: „Funk, je hoort een drummer, een gitarist die nogal hoog op de hals speelt, een basgitaris­t, meerdere stemmen. Als kind luisterde ik de hele tijd naar muziek: hoe is het gemaakt, hoe zou het klinken als je in plaats van die gitaar een synthesize­r hebt, hoe zou ík het doen? Dat speelse is nog steeds hoe ik werk. Ik heb geen al te spirituele noties van creativite­it. Ik ervaar het niet als supermagis­ch proces, het is meer… een soort ambachteli­jkheid. Zoals een kind lego bij elkaar klooit: proberen, op een gegeven moment wordt het iets moois. Het voelt wel nog steeds een beetje alsof ik spijbel. Alsof ik een echte baan had moeten hebben, maar hiermee wegkom.”

„Ik wil de eigen interpreta­tie van mensen niet in de weg staan”

 ?? ??
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands