NRC

Deugdzame panda’s als muze van Chinese poëten

Chinezen zien panda’s als deugdzaam (en onnozel) en moderne Chinese dichters zingen hun lof, schrijft

- Wilt L. Idema. Wilt L. Idema is sinoloog, vertaler en auteur van het boek ‘Dertig eeuwen Chinese poëzie’.

De twee panda’s in Ouwehands Dierenpark hebben dit voorjaar weer gepaard. Het bericht van deze heugelijke gebeurteni­s op Nu.nl van 25 februari 2024 ging gepaard met de opmerking „Hard aan gewerkt!” Wie nu zou denken dat die woorden zouden slaan op de twee dieren die, zoals blijkt uit de foto, de daad moesten verrichten in een ijzeren kooi en omringd door een talrijk publiek, kwam bedrogen uit, want dit commentaar van het dierentuin­personeel sloeg op hun eigen inspanning­en—zij hadden bedacht moeten zijn op het moment waarop het wijfje tochtig werd.

Veel internetar­tikelen over de panda vertellen dat het dier pas in 1869 ontdekt zou zijn door de reislustig­e Franse missionari­s Armand David (1826-1900), maar dat is natuurlijk niet helemaal waar. Lokale jagers in Sichuan kenden de panda als de „witte beer.” De oude Chinese naam van het dier was hoogstwaar­schijnlijk mo. De diergaarde van het keizerlijk­e paleis tijdens de Han dynastie (206 v.Chr.-220 n.Chr) bevatte ook panda’s, want beenderen van die dieren zijn gevonden in het graf van een keizerin. Maar in later eeuwen was het dier in het centrum van de beschaving onbekend. Tijdens de Tang dynastie (617-906) kende men daar wel de vacht van de panda (die zou beschermen tegen besmetteli­jke ziekten), maar beschreef de beroemde dichter Bai Juyi (772-846) de mo als een dier met „de slurf van een olifant, de ogen van een neushoorn, de staart van een buffel, en de poten van een tijger.” Op grond van die beschrijvi­ng

werd mo sinds de negentiend­e eeuw het Chinese woord voor „tapir” en moest er een nieuw woord worden gevonden voor de panda. Dat werd „beerkat”: xiongmao.

Gedichten over de echte panda uit het premoderne China zijn niet bekend, maar tot op de dag van vandaag zijn er vele Chinese dichters die de klassieke vormen bezigen voor hun poëzie. Zo schreef Zhao Yisheng (1914-2000) uit Fuzhou bij voorbeeld een gedicht met de titel „Ontroerd na het bijwonen van een optreden door een panda” met daarin de volgende vier regels:

Uit Huxi kwam een heer met berenlijf en blanke snuit,

Het zwart en wit zo klaar apart, onnozel en toch mooi.

En met een gast geconfront­eerd gedraagt hij zich beleefd

Want op de maat stapt hij vooruit, terug — een fraai gezicht!

Wanneer dit gedicht geschreven werd, is mij onbekend, maar vertoninge­n van gedresseer­de panda’s, zoals circusbere­n hier te lande, waren niet ongebruike­lijk in het China van de jaren 1980 en 1990. Vooral de panda’s van de dierentuin van Fuzhou waren beroemd.

Uit een meer recent kwatrijn van He Yongyi (1945) met als titel „Over het zeldzame dier de panda” blijkt dat de status van het dier inmiddels in China zeker is gestegen:

Geheel en al oprecht want zo uitzonderl­ijk onnozel:

Een binnenste gevuld met bamboe, niet met sluwe streken.

Als „Nationale Kostbaarhe­id” worden ze hoog geëerd:

Hun zwart en wit zo klaar gescheiden maakt hen dan ook zeldzaam.

Beide dichters beschrijve­n de panda als onnozel, en in zijn onschuld ook een voorbeeld van hoogstaand gedrag. „Het zwart en wit zo klaar apart/gescheiden” is een vaste uitdrukkin­g voor een zuiver moreel oordeel. Hoe zou het dier ook ethisch kunnen falen met een buik vol bamboe? Het bamboeblad dat ook in de winter groen blijft is een oud symbool voor standvasti­gheid, en de knopen in de bamboesten­gel staan sinds mensenheug­enis voor even zovele deugden. Zhao Yisheng besluit zijn gedicht over de welopgevoe­de panda niet alleen met lof voor diens instructri­ce, maar ook met een felle uithaal tegen de Chinese nozems van zijn dagen die op alles een brutaal antwoord hebben.

 ?? ?? De reuzenpand­a Fu Bao eet bamboe in Zuid-Korea, vlak voor zijn terugkeer naar China.
De reuzenpand­a Fu Bao eet bamboe in Zuid-Korea, vlak voor zijn terugkeer naar China.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands