Indië-militairen pleegden op grote schaal oorlogsmisdaden
DEN HAAG - Nederlandse militairen hebben in Nederlands-Indië (19451949) op grote schaal extreem geweld gebruikt tegen Indonesiërs. Dat waren geen incidentele misdragingen van een paar eenheden, zoals het officiële regeringsstandpunt luidt, maar het gebeurde structureel. De legerleiding stond dat oogluikend toe, stopte oorlogsmisdaden in de doofpot en deed er soms actief aan mee.
Dat concludeert historicus Rémy Limpach in een baanbrekend onderzoek dat gisteren verscheen. Hij stelt dat het Nederlandse leger regelmatig de grenzen van het oorlogsrecht overschreed. Daarbij trok ze letterlijk en figuurlijk ‘een spoor van brandende kampongs en stapels lijken door de Indonesische archipel’.
“Mishandeling, marteling, ‘standrechtelijke’ executies en ‘brandende kampongs’ waren schering en inslag en niet het resultaat van ontsporingen van enkele individuen”, stelt de onderzoeker in zijn boek ‘De brandende kampongs van Generaal Spoor’.
Na de Tweede Wereldoorlog vochten 200.000 militairen tegen Indonesische strijders, die in 1945 de onafhankelijkheid uitriepen. Nederland probeerde met harde hand het gezag in de afvallige kolonie te herstellen, maar dat bleek een kansloze missie. In totaal kwamen 6000 militairen in de archipel om.
Schattingen van het aantal doden aan Indonesische zijde lopen uiteen van 25.000 tot 100.000. Limpach geeft tal van voorbeelden van oorlogsmisdaden. Gevangenen werden gruwelijk gemarteld of zonder vorm van proces geexecuteerd. Buiten gevechtsacties om schoten militairen soms lukraak op onschuldige burgers, waarbij vrouwen, kinderen en bejaarden niet werden bespaard.
Berucht waren de ‘zuiveringsacties’ in kampongs. Mannen werden gescheiden van vrouwen en kinderen afgevoerd en elders doodgeschoten. De kampongs werden platgebrand. “Het in de as leggen van kampongs stond ook dikwijls in het teken van een zekere militaire machteloosheid en de daaruit voortvloeiende frustratie in de strijd tegen een ongrijpbare, onzichtbare en onderschatte tegenstander.”
(AD)