Advocaten kunnen zich beroepen op overschrijding redelijke termijn
PARAMARIBO - Advocaat Irene Lalji zegt dat advocaten eventueel bij de hervatting van strafzaken in hun pleidooi een beroep kunnen doen op overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een zaak moet worden behandeld. De strafzaken worden al langer dan een week tot nader order uitgesteld, waardoor de advocaten en hun cliënten en familie in onzekerheid verkeren.
Lalji legt uit dat de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie bij overschrijding van de redelijke termijn is dat er strafvermindering volgt. Volgens haar kunnen de advocaten voor hun cliënten strafvermindering vragen. Elke omstandigheid die maakt dat een strafzaak langer duurt en er geen gerechtvaardigde reden daarvoor is, kan als grondslag worden gebruikt. Ze geeft aan dat buiten de schuld van de verdachte om hij langer moet wachten op de behandeling van zijn zaak. Bovendien is er volgens haar geen sprake van een overmachtsituatie. Lalji zegt dat het een hele tijd bekend was dat het gebouw in een slechte staat verkeerde. De griffiers die een werkarm zijn van de rechterlijke macht hebben het werk neergelegd aan de hand van de situatie die reeds langer bekend was. Volgens haar is er geen zicht op de aanvang van de strafzittingen.
Ze vindt dat de overschrijding van een redelijke termijn een mogelijkheid is waarop advocaten zich kunnen beroepen, want hoe langer een zaak duurt, hoe langer een verdachte in onzekerheid verkeert. Ze wijst wel erop dat per zaak de overschrijding van de redelijke termijn moet worden nagegaan. De raadsvrouw legt uit dat er strafbare feiten zijn waarvoor verdachten vastzitten waarbij drie tot vier weken reeds een onredelijkheid kan opleveren. Bij iemand van wie verwachtbaar is dat hij of zij vijf tot zes jaar in gevang kan belanden, zou een beroep op overschrijding van de redelijke termijn niet opgaan, maar wel bij iemand die een korte straf zou krijgen. De omstandigheid dat er strafzittingen in een ander gerechtsgebouw gehouden zullen worden vanwege de staat waarin het oud-gebouw verkeerde, mag niet in het nadeel van de verdachten worden uitgelegd. Lalji zegt dat in artikel 259 van het Wetboek van Strafvordering is opgenomen dat het onderzoek zoveel mogelijk onafgebroken wordt voortgezet. WJ