Arts in hoger beroep tegen beslissing Medisch Tuchtcollege
PARAMARIBO - Arts Rohiet Girjasing, chirurg in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo, is het oneens met de beslissing van het Medisch Tuchtcollege dat hij het beroepsgeheim heeft geschonden. Hij gaat daarom in beroep tegen de beslissing. Advocaat Irene Lalji legt uit dat tegen de beslissing van het Medisch Tuchtcollege beroep mogelijk is bij het Hof van Justitie.
De chirurg Girjasing moest na afweging van een conflict van plichten, de keuze maken tussen het wel of niet doorbreken van het beroepsgeheim. Het begon in het onderhavige geval toen de Centrale Bank van Suriname (CBvS) vaker klachten van ernstige aard ontving van het bankpersoneel betreffende de arts W. Toen een werknemer van de moederbank kwam te overlijden door grove nalatigheid van de arts W vroeg de werkgever om medische informatie. De werkgever wilde weten hoe het kwam dat de patiënt die jarenlang onder behandeling was van deze arts, is komen te overlijden. Er is om specifieke informatie gevraagd betreffende de doodsoorzaak van de werknemer. Girjasing vindt dat het respecteren van het beroepsgeheim zou betekenen, zwijgen over fouten en nalatigheden van arts W, wat inhoudt dat die ongestraft door kon gaan met zijn slecht functioneren als arts, ten gevolge waarvan meerdere levens van werknemers van de CBvS op het spel zouden zijn. Bij het doorbreken van het beroepsgeheim krijgt de werkgever medische informatie over de geconstateerde misstanden en (grove) nalatigheden van zijn bedrijfsarts, zodat er gepaste maatregelen kunnen worden getroffen, zulks in het belang van de levens van de werknemers (met andere woorden het gemeenschapsbelang/algemeen belang). Dit ter voorkoming van calamiteiten en bescherming van alle patiënten. De sanctie door de werkgever opgelegd, is ontslag. Arts W heeft dit ontslag aangevochten bij de rechter. De rechter oordeelde dat er sprake was van nalatigheid door W en handhaafde het ontslag. De stelling, als zou chirurg Girjasing onware medische informatie aan de CBvS hebben verstrekt, gaat in deze niet op. Het valt hem op dat het Medisch Tuchtcollege hem nimmer heeft gevraagd om uit te leggen dat er sprake is van een conflict van plichten en dat hij heeft gekozen voor het doorbreken van het beroepsgeheim, in het belang van alle patiënten, die door arts W worden behandeld. In het vonnis van 13 januari heeft het Medisch Tuchtcollege overigens zelf aangegeven dat Girjasing in een nader stadium als getuige-deskundige zal worden gehoord bij de behandeling van de klacht die is ingediend door de nabestaanden van de overledene. Zeer waarschijnlijk zou dit dan de reden moeten zijn geweest waarom hem nimmer hieromtrent om uitleg is gevraagd. Girjasing geeft aan dat het medisch beroepsgeheim niet absoluut is. In bepaalde gevallen mag van artsen juist worden verwacht dat zij het beroepsgeheim doorbreken. Artsen moeten zich bewust zijn van de afwegingen die zij maken om het beroepsgeheim al dan niet te doorbreken. Daarom wordt artsen geadviseerd in de geactualiseerde handreiking om van hun afwegingen een aantekening te maken in het medisch dossier als zij besluiten het beroepsgeheim te doorbreken. Het noteren van deze afwegingen kan ook verstandig zijn in situaties waarin een arts besluit het beroepsgeheim (nog) niet te doorbreken. Als een behandelaar een ‘conflict van plichten’ voelt, mag het beroepsgeheim doorbroken worden. Er moet dan een ernstig gevaar dreigen, dat alleen kan worden afgewend door het beroepsgeheim te doorbreken. WJ