Artikel 376 Strafvordering in 8 Decemberstrafproces
PARAMARIBO – Het Openbaar Ministerie (OM) heeft donderdag gebruikgemaakt van artikel 376 van het Wetboek van Strafvordering om in het 8 Decemberstrafproces in beroep te gaan tegen de beschikking van de krijgsraad.
Op 30 januari heeft de krijgsraad het verzoek van het OM om met in achtneming van artikel 148 van de Grondwet de vervolging casu quo de verdere vervolging van verdachten in het 8 Decemberstrafproces te beëindigen, afgewezen. De auditeur-militair maakte daarbij gebruik van artikel 376 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) om in beroep te gaan bij het Hof van Justitie. In artikel 376 lid 1 WvSv staat: “Voor zover niet bijzondere bepalingen het recht van beroep van het Openbaar Ministerie regelen, kan dit van alle beschikkingen van de rechter-commissaris of de kantonrechter, waarbij een krachtens dit Wetboek genomen vordering niet is toegewezen, bij het Hof binnen drie dagen in hoger beroep komen.” Advocaat Irene Lalji zegt aan de krant dat alleen het OM van het artikel 376 WvSv gebruik mag maken. Zij geeft aan dat dit wetsartikel onder de kop ‘hoger beroep van beschikkingen en bezwaarschriften’ valt. Het gaat over rechtsmiddelen. Er kan gebruik worden gemaakt van de rechtsmiddelen als verzet en hoger beroep. Lalji legt uit dat een verdachte en het OM tegen een einduitspraak (vonnis) in hoger beroep kunnen gaan. Op 30 januari heeft de krijgsraad geen einduitspraak gegeven, maar een beschikking. In dat geval kan alleen het OM in appel gaan. Het OM moet zo een beroep instellen binnen drie dagen. Donderdag heeft de auditeurmilitair aangegeven, dat op 1 februari hoger beroep is ingesteld. Dit betekent dat er tijdig beroep is aangetekend. Lalji wijst erop dat artikel 376 lid 1 duidelijk aangeeft dat beroep kan worden aangetekend tegen ‘een krachtens dit Wetboek genomen vordering’. De vraag rijst dan of de resolutie van president Desi Bouterse ‘een krachtens dit Wetboek genomen vordering’ is. Hierover zal het Hof van Justitie moeten oordelen. De raadsvrouw zegt dat hetgeen de auditeur-militair heeft verzocht om de vervolging te beeindigen, niet opgenomen is in het WvSv. Het was een resolutie geweest op grond van artikel 148 van de Grondwet om het proces stop te zetten, omdat de staatsveiligheid in gevaar is. Ze vindt dat de auditeur-militair slechts een gewone mededeling heeft gedaan dat er een resolutie van de president is. In artikel 376 lid 2 van het WvSv staat: “Het hof beslist zo spoedig mogelijk.” Lalji zegt dat de wet niet definieert wat zo spoedig mogelijk is. Het hoogste rechtscollege kan het beroep van het OM gegrond of ongegrond verklaren. In artikel 377 van het WvSv is opgenomen dat het OM een onderbouwing geeft van waarom het in hoger beroep gaat en dat is een schriftuur houdende grieven. “We kennen de grieven niet op grond waarvan het beroep is ingesteld, maar we kunnen gissen dat het waarschijnlijk is ingesteld op grond van de resolutie van de president betreffende artikel 148 van de Grondwet voor stopzetting van de vervolging”, aldus Lalji.
WJ