Nierstenen
Eén op de twintig mensen ontwikkelt op een bepaald moment in het leven een niersteen in de nier of urineleider (ureter). Een niersteen is een soort vaste massa bestaande uit kleine kristallen. Vaak vormt deze steen zich door het drinken van onvoldoende vloeistoffen, al spelen erfelijke en omgevingsfactoren eveneens een rol. Pijn in de buik, rug of de lies zijn kenmerkend bij één of meer nierstenen.
Het uitplassen van een niersteen is mogelijk door voldoende vocht te drinken, al is soms wel medicatie of een operatie vereist. Hoewel nierstenen veelal niet levensbedreigend zijn, zijn ze voor veel patiënten wel erg vervelend. Voldoende vocht drinken voorkomt vaak dat nierstenen tot stand komen of terugkeren. De medische term voor het vormen van nierstenen is nefrolithiasis of nefrolithiase. Een niersteen zelf is gekend als een nefroliet of calculus renalis. De nierstenen vormen zich wanneer de urine te veel bepaalde stoffen bevat die kristallen vormen. Deze kristallen ontwikkelen zich vervolgens in enkele weken tot maanden tot stenen. Calciumstenen komen het meest voor, veelal bij mannen tussen twintig- en dertigjarige leeftijd. Calcium combineert zich dan met andere stoffen (vooral oxalaat) voor de vorming van nierstenen. Oxalaat bevindt zich in bepaalde voedingsmiddelen zoals spinazie of in vitamine C-supplementen. Enkele aandoeningen aan de dunne darm verhogen het risico op deze calciumstenen. Ook combineren calciumstenen zich soms met fosfaat of carbonaat. - Cystinestenen vormen zich bij patiënten met cystinurie. - Struvietstenen komen meestal voor bij vrouwen met een urineweginfectie. - Urinezuurstenen komen vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
Andere stoffen zoals bepaalde geneesmiddelen zijn ook verantwoordelijk voor de vorming van stenen. De grootste risicofactor voor nierstenen is het onvoldoende drinken van vloeistoffen. Nierstenen treden vaker op wanneer mensen minder dan één liter urine per dag aanmaken. Sommige erfelijke ziekten veroorzaken tot slot sneller nierstenen. Sommige patiënten vertonen geen symptomen totdat de stenen terechtkomen in de urineleiders waar de urine uitmondt in de blaas. De stenen blokkeren vervolgens de urinestroom die uit de nieren komt. Het belangrijkste symptoom is ernstige pijn die opkomt en plots weer stopt. Deze pijn is voelbaar in de buikstreek of zijkant van de rug. De pijn verplaatst zich soms naar liesstreek (pijn in de lies) of testikels (testikelpijn). Plasproblemen zijn ook typisch voor nierstenen. De patiënt ervaart pijn bij het plassen, blaasspasmen (plotse krampen door samentrekking van blaas), bloed in de urine (hematurie), een abnormale urinekleur en schuimende urine. Bovendien moet hij frequent plassen bij de aanwezigheid van nierstenen.
De arts voert een lichamelijk uit en hij bemerkt dat het buikgebied of de rug pijnlijk is bij palpatie (betasten). De arts voert nog een bloedonderzoek uit wat nodig is om de waarde te kennen van calcium (is verhoogd: hypercalciëmie), fosfor, urinezuur en elektrolyten. Hij test tevens de nierfunctie. Een urineonderzoek onthult de aanwezigheid van kristallen en is nodig om rode bloedcellen in de urine op te sporen. Verder is onderzoek nodig naar het type steen dat de symptomen veroorzaakt. Verdere onderzoeken voor het in beeld krijgen van de stenen of verstoppingen zijn een röntgenfoto, CT-scan of MRI-scan van de buik, een intraveneuze pyelografie, een echografie van de nieren en een retrograde pyelografie. De behandeling van de nierstenen is afhankelijk van het type steen en de ernst van de symptomen. Kleine nierstenen plast de patiënt vaak zelf uit. De patiënt zeeft dan wel best de urine. Op deze manier valt de steen te testen. Daarnaast is het nodig om dagelijks minstens zes tot acht glazen water te drinken, wat nodig is voor de productie van een grote hoeveelheid urine. Op deze manier is het uitplassen van de steen gemakkelijker. Het meer of minder eten van bepaalde voedingsmiddelen wil hierbij ook helpen, maar dit vraagt de patiënt best na bij de arts.
Bij grotere stenen in de nieren of urineleider of bij vervormde nieren gebruikt de arts een speciaal instrument dat hij inbrengt via een kleine chirurgische snede in de huid. Hij verwijdert de steen met behulp van een buisje (endoscoop). Bevindt de niersteen zich in de lagere urinewegen, dan zet de arts een ureteroscopie (inwendig kijkonderzoek van de urineleider) in. In zeldzame gevallen is open chirurgie (nefrolithotomie) nodig als andere methoden niet werken of niet mogelijk zijn. Nierstenen zijn pijnlijk maar meestal zijn deze uit het lichaam te verwijderen zonder blijvende schade. Nierstenen zijn vaak een terugkerend probleem. Meer dan 50% van de patiënten met een voorgeschiedenis van nierstenen heeft een recidief binnen de tien jaar. Het risico op herhaling neemt toe als de arts de oorzaak niet vindt en behandelt. Patiënten met een onbehandelde of te laat behandelde urineweginfectie, nierschade of littekens lopen het hoogste risico op een terugkeer van nierstenen.
(mens –en – gezondheid/ Foto: Health Life Media)