Medisch tuchtcollege geeft waarschuwing aan arts overleden hockeyer
AMSTERDAM - Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam heeft een longarts een waarschuwing gegeven die als supervisor optrad bij de behandeling van de overleden oud-hockeyer Rogier Mooij. Volgens het tuchtcollege had de arts de patiënt ook zelf moeten zien. De klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is hiermee deels gegrond verklaard.
Mooij kwam in november 2014 naar het ziekenhuis met pijn aan zijn schouders en armen. Hij was benauwd en voelde zich al enige tijd niet lekker. Hij werd onderzocht door een arts-assistent, die dacht aan een klaplong. De arts liet het bloed, hart en longen van Mooij onderzoeken en voerde overleg met een internist en longarts. Na een tweede longfoto en laboratoriumonderzoek bleek er geen sprake van een klaplong en werd Mooij opgenomen in het ziekenhuis. De toen 21-jarige Mooij overleed diezelfde nacht. Na nader onderzoek op aandringen van zijn ouders, werd duidelijk dat hij last had van een ontstoken hartzakje. Dit was geen optie die de artsen hadden overwogen. Het verwijt van het IGZ was dat de longarts als supervisor van de assistent onvoldoende adequaat beleid zou hebben bepaald en de man zelf had moeten beoordelen, gelet op de toestand waarop de jongen op de eerste hulp verkeerde. De arts vindt dat hij het onderzoek van de man over mocht laten aan de arts-assistent. De assistent heeft de patiënt systematisch onderzocht en de arts vertrouwde op haar beoordeling. Zij heeft in nauw overleg met onder andere de internist besloten welke behandeling adequaat zou zijn. Het onverwachte overlijden van Mooij was volgens de longarts voor niemand te voorzien. Ook als hij de patiënt wel zelf had gezien, was het volgens de man hoogstwaarschijnlijk niet anders gelopen.
Volgens het tuchtcollege had de longarts de behandeling van Mooij niet in zijn geheel aan zijn arts-assistent moeten overlaten. “Zij was pas vier maanden als arts werkzaam en had daarmee onvoldoende ervaring”, aldus het tuchtcollege. “Het ‘meezien’ door een specialist was belangrijk omdat de diagnose klaplong werd verworpen na de tweede longfoto. In ieder geval had de longarts een collega op de locatie Blaricum kunnen verzoeken de jongeman te zien.”
Het tuchtcollege noemt het opvallend dat alleen de longarts zich voor het tuchtcollege heeft moeten verantwoorden, terwijl in deze zaak verschillende andere zorgverleners bij de zorg voor de jongen waren betrokken tegen wie geen tuchtklacht is ingediend. (NU.nl)