Jeroen Dijsselbloem: ‘Iedereen loopt in een grote boog om me heen’
MALTA - Vier jaar lang ben je de held, gelauwerd en bewierookt, voorzitter en boegbeeld van de Eurogroep, baken van stabiliteit, de redder van Griekenland. En dan op een lauwe maandagmorgen in maart beland je in de grasmaaier van een op hol geslagen Europees Parlement dat je scalp eist, ben je een racist, een xenofoob en een vrouwenhater. Jeroen Dijsselbloem heeft twee bewogen weken achter de rug, allemaal vanwege één opmerking van hem in de Frankfurter Allgemeine Zeitung die werd opgevat als een sneer naar zuidelijke eurolanden die hun geld zouden verbrassen aan Schnaps und Frauen om vervolgens bij de noordelijke buren hun hand op te houden.
‘Ik sta er nog’, zegt een montere Dijsselbloem (51) zaterdag na afloop van een vergadering met de Europese ministers van Financiën in het Grootmeesterlijk Paleis op Malta. Ondanks de wereldberoemde en uitgebreide collectie antieke wapens aldaar, zit zijn hoofd er nog op. Maar de woede en haat die over hem heen raasden na die ene uitspraak, hebben hem zichtbaar geraakt: de mondhoeken staan nog iets verder naar beneden.
‘Nu moet ik oppassen in dit interview niet weer een volgende belediging uit te spreken, dus ik laat het diplomatiek maar in het midden. Het zit ook anders. De waardering voor het werk dat ik doe, is er nog steeds. Iedereen weet dat ik niet heb gezegd dat ZuidEuropeanen hun geld aan drank en vrouwen besteden. Dat stond er niet en was ook niet mijn boodschap. De boosheid over het interview is boosheid over acht jaar crisisbeleid. Een deel van de eurolanden vindt dat beleid te zeer op een strenge noordelijke leest geschoeid. Op afspraken en regels die volgens hen te beklemmend zijn, die de economie kapot maken. Die de eurozone tot een raamwerk van strengheid maken, in plaats van een solidaire club waarin geld wordt overdragen van rijke naar minder rijke landen.’ ‘Ik sta nog steeds honderd procent achter de portee van mijn boodschap. Namelijk dat je niet onbeperkt en onvoorwaardelijk solidair met elkaar kunt zijn. Iedereen die een beroep doet op solidariteit moet zich zo goed mogelijk gedragen. In het gewraakte interview zei ik dat er afgelopen jaren volop solidariteit is geweest met de eurolanden in problemen. En dat die solidariteit vereist dat je afspraken nakomt, anders houd je de eurozone niet overeind. Als we de monetaire unie willen versterken, en daarover is iedereen het eens, moet die gebouwd zijn op stabiele ondergrond. Zo niet dan zakt ze in elkaar.’
Het is echt een hele opgave om de eurozone bij elkaar te houden, dat heb ik afgelopen jaren wel geleerd. Dat zit me natuurlijk nog het meest dwars van het interview: dat ondanks al mijn inzet om de boel bij elkaar te houden, een klassiek sociaal-democratische opdracht, juist ik nu degene ben die Noord en Zuid tegenover elkaar zet. Heel pijnlijk.’ De Portugese premier Costa, net als u een sociaal-democraat, reageerde woest. Hij noemde u een racist, xenofoob. Premier Rutte moest bellen om hem tot bedaren te brengen. En u moest publiekelijk spijt betuigen. Een paar dagen later troffen de sociaal- democratische leiders elkaar in Rome. Costa ging opnieuw over u tekeer, net als EU-buitenlandchef Mogherini en de leider van de eurosocialisten Pittella, beiden Italianen. Alleen Europees Commissaris Timmermans nam het voor u op. ‘Frans Timmermans heeft gevochten als een leeuw, hij stak zijn nek uit om mij te verdedigen. Hij hield bij herhaling boze partijgenoten voor: dat heeft Jeroen niet gezegd! Maar de mensen waren niet meer bereid te lezen wat er werkelijk stond. Het interview was tegen die tijd als drie keer herschreven door de Spaanse pers, steeds puntiger en lomper. Men moest kennelijk eerst uitrazen.’
(De Parool/Foto:parool.nl)