Autoriteiten mogen informatie over mogelijk radicale inwoners vijf jaar bewaren
DEN HAAG - Lokale autoriteiten mogen persoonlijke informatie over inwoners van wie zij radicalisering vermoeden vijf jaar bewaren. Dit staat in het voorbeeldconvenant Persoonsgerichte Aanpak Voorkoming Radicalisering en Extremisme, dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft gemaakt voor gemeenten. Hierin staan richtlijnen voor hoe zij moeten omgaan met gevoelige persoonlijke informatie die zij delen met de politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering. De bewaartermijn is op vijf jaar gesteld omdat het tempo waarin iemand kan radicaliseren verschilt. Slechts in een enkel geval zal iemand over gaan tot geweld. Ook vanwege mogelijke klachten en afhandeling van juridische procedures is het noodzakelijk de gegevens te bewaren, zo is te lezen in het convenant.
Op lokaal niveau bespreken deze partijen de jongeren van wie zij vermoeden dat zij aan het radicaliseren zijn en potentieel gevaarlijk kunnen zijn. “Deze casusoverleggen bestaan al een tijdje en wij kregen veel vragen van de partijen hoe zij bijvoorbeeld om moeten gaan met privacy, vandaar deze richtlijnen,” zegt een justitiewoordvoerder.
Critici zeggen dat vijf jaar te lang is om deze gegevens te bewaren, omdat het hier meestal mensen betreft die niets hebben gedaan. Justitie weerspreekt dit. “Er is in korte tijd veel gedaan om radicalisering te herkennen en aanslagen te voorkomen. Hiermee stellen we juist regels aan hoe om te gaan met informatie.”
De Autoriteit Persoonsgegevens zegt op de hoogte te zijn van het bestaan van dit convenant. “Verwerkingen van persoonsgegevens en koppelingen van databestanden hebben uiteraard onze aandacht. Indien wij signalen krijgen dat hier iets gebeurt wat niet voldoet aan de wet, dan kunnen wij besluiten hierop actie te ondernemen. Maar we hebben naar deze zaak nog geen onderzoek gedaan.” (de Volkskrant)