Newmont wederom leider in mijnbouwindustrie
PARAMARIBO- Newmont is voor het derde achtereenvolgende jaar uitgeroepen als leider op het gebied van duurzaamheid in de mijnbouwindustrie. Dit werd vorige week gedaan door de Dow Jones Sustainability World Index (DJSI World), aldus een persbericht van de multinational. Verder blijkt dat Newmont door het indexinstituut voor het elfde jaar op rij door DJSI World werd geselecteerd. Dit jaar werd door 942 bedrijven deelgenomen aan de Corporate Sustainability Assessment (CSA) van RobecoSAM, welke de hoogst scorende bedrijven evalueert en rangschikt in de DJSI - een van de strengste en meest gerenommeerde duurzaamheidsindices ter wereld. Newmont was het eerste goudbedrijf dat in 2007 werd opgenomen in de index, en het is vanaf 2006 elk jaar op de DJSI North America Index geplaatst.“Deze erkenning weerspiegelt de grote toewijding van ons team aan duurzaamheid en continue verbetering, wat zich vertaalt in veilige werkomstandigheden en goede banen voor werknemers, duurzame economische ontwikkeling voor onze gastgemeenschappen, verantwoord milieubeheer, hoog rendement en gunstige groeivooruitzichten voor onze stakeholders”, zei Gary Goldberg, president-directeur. Behalve de positie als industrieleider in de metaal- en mijnbouwsector, behaalde Newmont ook de hoogste score (100ste percentiel) op een aantal gebieden, waaronder begrepen meting en waardering van effecten, invloed op beleid, biodiversiteit, milieubeleid en managementsystemen, watergerelateerde risico’s, activabeheer bij sluiting, corporate citizenship en filantropie en indicatoren arbeidspraktijk. Newmont heeft ook de beste totaalscores behaald in de metaal- en mijnbouwindustrie voor de economische, milieu en soci ale dimensies. RobecoSAM evalueert meer dan 600 punten bij zijn jaarlijkse analyse op het gebied van milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur van meer dan 3900 beursgenoteerde bedrijven wereldwijd. RobecoSAM beoordeelt bedrijven op basis van een reeks criteria, zoals transparantie, goed ondernemingsbestuur, risico- en crisisbeheer, milieubeheer en -prestaties, klimaatstrategie, waterrisico’s, betrokkenheid van belanghebbenden, ontwikkeling van lokale gemeenschappen, arbeidspraktijken, mensenrechten en veiligheid. Het geld is voornamelijk bestemd voor het eiland Barbuda, dat vrijwel verwoest is na de zware windstoten die Irma ontwikkelde. Andere getroffen eilanden mogen rekenen op steun van hun moederlanden. Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten zijn zelf ook begonnen met de hulpverlening. Ronald Jackson, directeur van het CDEMA, zegt dat financiële steun op dit moment heel belangrijk is. De diverse Caribische landen kunnen zelf bepalen, waarin zij steun nodig hebben. De aanvraag kan dan gedeponeerd worden bij het CDEMA, die voor de coördinatie zal zorg dragen. NCCR-manager, kolonel Jerry Slijngaard, kan zich daarin terugvinden. “Het is een voorstel. De landen kunnen dan spullen aanschaffen die je niet met het vliegtuig kan versturen zoals bouwmaterialen. Er is meer nodig dan alleen voeding”, zegt Slijngaard. Het rekeningnummer bij de SPSB zal in de loop van de week bekend worden gemaakt.