De slag bij Balaklava
De Charge van de Lichte Brigade was een charge van de Britse cavalerie, aangevoerd door James Brudenell, de 7de Earl van Cardigan op 25 oktober 1854, als onderdeel van de Slag bij Balaklava tijdens de Krimoorlog. De charge is vooral bekend als het onderwerp van het beroemde gedicht The Charge of the Light Brigade van Alfred Lord Tennyson die door de regels ‘Theirs not to reason why / Theirs but to do and die’ symbool zijn geworden voor de hardheid van oorlog. Meer nog is het symbool geworden van de zinloosheid van moed, hoe mooi het ook is, of in de woorden van de Franse maarschalk Pierre Bosquet: “C’est magnifique, mais ce n’est pas la guerre, c’est de la folie” (“Het is prachtig, maar het is geen oorlog, het is dwaasheid”). Hierdoor is dit gedicht, en de charge zelf, bekender dan de meer succesvolle ‘Charge van de Zware Brigade’. Luitenantgeneraal George Bingham; de Earl van Lucan ontving een bevel van de commandant Fitzroy Somerset dat de cavalerie naar voren moest om te verhinderen dat de Russen zijn scheepskanonnen bij de redoute mee konden nemen. Hij zou versterking krijgen door paardgetrokken artillerie en Franse cavalerie. De order werd opgesteld door brigadier Airey en overgebracht door kapitein Louis Edward Nolan. Bingham had echter niet het overzicht op de situatie zoals Fitzroy Somerset die had. Later bleek ook dat Nolan een verkeerde positie voor de buitgenomen scheepskanonnen aanwees. Het kan zijn dat Nolan dit later pas doorhad, toen gezien werd dat hij Bingham probeerde in te halen. Hij had dus mogelijk nog meer of gedetailleerdere instructies bij zich, maar werd geraakt door een artilleriegranaat. De charge werd verricht door de Lichte Brigade van de Britse cavalerie, bestaande uit de 4de en 13de Lichte Dragonders, 17de Lansiers, en de 8ste en 11de Huzaren, onder het bevel van majoor-generaal James Brudenell. Met de Zware Brigade, bestaande uit het 4de Koninklijke Ierse Dragonder Garderegiment, het 5de Dragonder Garderegiment, de 6de Inniskilligs Dragonders en de Scots Greys, aangevoerd door majoor-generaal J. Yorke-Scarlett, zelf oudcommandant van het 5de Dragonder Garderegiment, waren deze eenheden de hoofdcavalerie-eenheid van de Britten in de slag. Het algemene commando over de cavalerie lag bij Bingham. Het subtotaal van de Lichte Brigade bedroeg 673 (of volgens sommige verslagen 661) cavaleristen. Alfred Lord Tennyson heeft het echter, voor het gemak en ter wille van het rijm, steevast over ‘de 600’. De Zware Brigade hield echter halt aan het begin van de pas, wellicht door vijandschap tussen Bingham en zijn zwager, majoor-generaal Brudenell die 30 jaar daarvoor was begonnen en begon op te laaien in de werkrelaties in de Krimoorlog. De verklaring van Bingham luidde echter dat het zinloos was om óók de Zware Brigade neer gemaaid te zien worden. Het begin van de vallei, waar hij halt hield, was een goede plaats om assistentie te verlenen aan de terugkerende overlevenden. Deze positie was teruggetrokken, zo konden de chargerende Franse Chasseurs d’Afrique wel ondersteuning bieden aan de terugkerende Lichte Brigade. Een gedeelte van de Lichte Brigade kon gevecht leveren bij de Britse kanonnen bij de redoute, maar door kanonvuur van achtereenvolgens links en rechts, ondersteund door geweervuur van het Odessaregiment en vervolgens van voren, werd de brigade uitgedund en de kanonnen konden slechts tijdelijk beschermd worden. Hierna moest de Lichte Brigade door uitputting terugkeren. In de vallei waren door de Russen 20 bataljons infanterie, 50 stuks geschut gepositioneerd, alle onder leiding van Pavel Liprandi.
(Bron:www.wikimedia.org)