Internationale Dag van de Stad
Op 31 oktober is het volgens de Verenigde Naties de Internationale Dag van de Stad (of Wereld Stedendag). Na een mislukte poging in 2010, is het uitroepen van de Dag van de Stad in de 68ste vergadering van de VN in 2013 dan toch gelukt. 2014 was daarmee het eerste jaar dat de Dag daadwerkelijk gevierd werd. Op de Dag wordt er gepromoot om de urbanisatie op de politieke agenda te krijgen en steden te laten samenwerken voor een duurzame stedelijke ontwikkeling.
Sindsdien is het ieder jaar op 31 oktober World Cities Day. Een stad is, in tegenstelling tot een dorp, een grotere plaats waar mensen wonen, gelegen aan grotere verkeerswegen en met een eigen bestuurs- en verzorgingsstructuur. Het onderscheid tussen steden en dorpen wordt meestal gemaakt op grond van de grootte (het aantal inwoners) of het voorzieningenniveau. Waar dorpen zich kenmerken door een landelijk karakter, weinig voorzieningen en een hechte gemeenschap, zijn steden dichter bevolkt, bezitten meer voorzieningen (scholen, ziekenhuizen, een schouwburg, grotere stations etc.), en kennen geen hechte gemeenschap (“opgaan in de massa”).
Inwoneraantallen zijn als maatstaf sterk afhankelijk van de algehele bevolkingsdichtheid van een gebied: zo zal een plaats met zo’n 1000 inwoners in Tsjaad al een stad zijn, terwijl daar in Japan ten minste 50.000 inwoners voor nodig zijn. In het middeleeuwse Europa gold een andere definitie: steden waren plaatsen met stadsrechten, zoals het hebben van een stadsmuur en het hebben van een eigen rechtspraak en belastingen. Deze definitie wordt ook thans nog wel gehanteerd: plaatsen als Sloten, Hindeloopen en Staverden zouden volgens de moderne definitie dorpen zijn, maar worden nog steeds steden genoemd.
De algemeen geaccepteerde theorie omtrent het ontstaan van de eerste nederzettingen is dat dit plaats heeft gevonden na de neolithische revolutie. Deze stelt dat het ontstaan van landbouw geleidelijk zorgde voor een sedentair bevolking, die tot dan toe als jager-verzamelaar leefde, eerst in de vorm van kleine dorpen, later, toen de voedselopbrengsten hoog genoeg waren dat zij enige specialisatie onder de dorpelingen toeliet, in de vorm van steden. Een minder geaccepteerde theorie stelt nadrukkelijk dat er een sedentaire ontwikkeling plaatsvond voor de landbouwrevolutie. Hierbij wordt uitgegaan van een situatie waarbij een groep mensen een waardevol handelsproduct (bijvoorbeeld vuursteen of obsidiaan) controleerde, waardoor zij (dankzij handel met omringende groepen) niet meer voor eigen voedselproductie hoefde te zorgen en zich een sedentaire levenswijze konden permitteren.
In enkele uitzonderlijke gevallen, zoals de tell Mureybet in Syrië of de late Jomonperiode in Japan ontstaan sedentaire gemeenschappen zonder landbouw noch het bezit van waardevolle handelswaar. Het betreft hier gebieden met een dermate hoge voedselrijkheid, dat rondtrekken voor de jagerverzamelaars geen noodzaak meer was of meerwaarde had. Er bestaat geen sluitend onderscheid tussen dorpen en de eerste steden, net zoals vandaag de dag het verschil tussen stad en dorp grotendeels arbitrair is. In de meeste gevallen wordt van een stad gesproken wanneer er sprake is van een nederzetting die genoeg grondstoffen bezit om handel te kunnen drijven. De meeste prehistorische dorpen daarentegen, waren nauwelijks zelfvoorzienend. Verdere kenmerken zijn onder meer een verregaande mate van specialisatie, waarbij dorpelingen zich niet enkel met landbouw bezighouden maar waar ook sprake is van pottenbakkers, priesters, smeden, leraren of ambtenaren. De eerste nederzettingen die aan een dergelijke definitie voldoen ontstaan in Mesopotamië, waar ook de landbouwrevolutie voor het eerst plaatsvond. In het oude Sumer, gelegen in het hart van het tweestromenland, ontstaan de eerste steden, waarvan Uruk en Oer de bekendste zijn. Veelal ontstaan de eerste steden uit de meest gunstig gelegen (hetzij op vruchtbare grond en/of aan handelsroutes) dorpen, die, naarmate de tijd verstrijkt, aan inwonertal wonnen en uiteindelijk het omringende gebied konden domineren. Een patroon dat zich vrijwel in alle andere gebieden die onafhankelijk van het Midden-Oosten, landbouw ontwikkelden (ZuidIndia, Noord-China, MiddenAmerika, de Sahel en WestAfrika).