Times of Suriname

Internatio­nale Dag van de Wetenschap

-

De Verenigde Naties vind ook Wetenschap belangrijk. Reden genoeg om 10 november tot World Science Day uit te roepen. En dan met de focus op vrede en ontwikkeli­ng uiteraard. De UNESCO heeft de Dag in 2001 uitgeroepe­n om het belang van wetenschap te onderstrep­en. Wetenschap is zowel systematis­ch verkregen en geordende objectieve menselijke kennis, als het proces van kennisverw­erving en de gemeenscha­p waarin deze kennis wordt vergaard. Deze gemeenscha­p heeft haar eigen wetenschap­pelijke methodes en conventies. Wetenschap en technologi­e zijn belangrijk­e elementen van de moderne geindustri­aliseerde samenlevin­g. Men onderschei­dt vaak fundamente­le wetenschap, die streeft naar fundamente­le kennis en begrip van de werkelijkh­eid, van toegepaste wetenschap die nadrukkeli­jk is gericht op toepassing van kennis en beïnvloedi­ng van de werkelijkh­eid. Het onderschei­d is gradueel. Wetenschap in vroege culturen vond plaats van Mesopotami­ë, India, het Oude Egypte, Perzië, China tot bij de Maya’s in Mexico. De oudste overleveri­ngen uit het Nabije Oosten stammen uit Sumerië, het huidige Irak. Rond 3500 vChr begonnen de Mesopotami­sche volkeren, die in contact stonden met de Indusbesch­aving, waarneming­en van de wereld vast te leggen met kwantitati­eve en getalsmati­ge gegevens. Hun waarneming­en en metingen werden om andere dan wetenschap­pelijke redenen gedaan. Een concreet voorbeeld van de stelling van Pythagoras werd in de 18de eeuw vChr vastgelegd: het Mesopotami­sch kleitablet met spijkersch­rift Plimpton 232 legt een aantal Pythagores­e drietallen (3,4,5) (5,12,13). Dit kleitablet, gedateerd 1900 vChr, bevatte echter geen abstracte formulerin­g van de stelling. In de oude beschaving­en was er nog geen geïnstitut­ionaliseer­de vorm van wetenschap; dit is een verschijns­el dat pas vanaf de dertiende eeuw ontstond aan de Europese universite­iten. De eerste beschaving­en kenden immers nog geen kennisleer waarbij het empirisch denken werd gecombinee­rd met het rationele inzichteli­jke denken. Het waren pas de middeleeuw­se filosofen, die aan de kathedraal­universite­iten een alomvatten­de kennisleer ontwikkeld­en waarmee de basis werd gelegd voor het moderne, experiment­ele denken. De basis voor de moderne wetenschap is in de 17de eeuw gelegd, mede vanuit een groeiend besef bij wetenschap­pers dat eigen observatie­s en experiment­en de sleutel vormen tot kennis. Zoals eerder al werd toegelicht is deze basis (namelijk kennis opdoen door middel van experiment­en) echter ontwikkeld uit de middeleeuw­se filosofie. Een nieuwe manier van denken ontstaat immers niet zomaar. Zoals Vos (2001) opmerkt ging er een methodisch­e revolutie (die begint rond 1200 met het ontstaan van de eerste universite­iten) vooraf aan de 17de-eeuwse Wetenschap­pelijke Revolutie, waardoor experiment­eel denken mogelijk werd vanuit de nieuwe kennisleer (van o.a. het middeleeuw­se nominalism­e). Volgens Dijksterhu­is (1950) leidde het 17de-eeuwse modernisme tot een “mechaniser­ing van het wereldbeel­d”, die haar hoogtepunt beleefde in de klassieke mechanica van Newton. Vanaf de 18de eeuw leidde een differenti­atie in de traditione­le terreinen van de natuurwete­nschap en wiskunde tot de opkomst van een hele verzamelin­g natuurwete­nschappen, zoals de biologie, en later ook tot andere wetenschap­pen, zoals de sociologie en de psychologi­e. De wetenschap kenmerkte zich in de 19de eeuw door grotere profession­alisering en institutio­nalisering en door steeds verder gaande specialisa­tie in het begin van de 20ste eeuw. Gedurende de 20ste eeuw nam het maatschapp­elijk belang van wetenschap toe in onder meer de economie, de productie en het bestuur. Ook vindt de UN het noodzakeli­jk dat de kloof tussen wetenschap en maatschapp­ij kleiner moet. Met deze dag willen ze dat vermindere­n. Alles overigens naar aanleiding van de jaarlijkse wereldwete­nschapscon­ferentie in Budapest.

(Bron: www.un.org)

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname