Meer baby’s in Amsterdam aan de borst
AMSTERDAM - Het aantal Amsterdamse moeders dat borstvoeding geeft, is de afgelopen jaren toegenomen. Turkse vrouwen zijn koploper, Surinaamse en Antilliaanse vrouwen blijven achter. In vergelijking met 2009 kregen meer Amsterdamse zuigelingen in 2015 moedermelk. Kort na de geboorte gaf ongeveer 70 procent van de moeders borstvoeding. Zes jaar eerder was dat 65 procent. In de maanden na de geboorte nam dat percentage af. Na zes maanden geeft een kwart nog borstvoeding, tegenover 19 procent in 2009. Uit een onderzoek van TNO uit 2015 bleek dat Nederlandse moeders steeds vaker borstvoeding geven, ingegeven door aanmoediging door de overheid.
Aangezien de Amsterdamse populatie behoorlijk verschilt van de groep die TNO onderzocht, deed de Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) zelf een studie. Amsterdam is multicultureler. De GGD ondervroeg ruim 165.000 Amsterdamse moeders.
Ook moeders in Amsterdam geven dus vaker borstvoeding, maar er zijn opvallende verschillen tussen de etnische groepen. Turkse vrouwen scoren het hoogst: daar begint 73,5 procent met het geven van borstvoeding, en doet 40,5 procent dat nog na zes maanden.
Onderaan staan de Surinaamse, Antilliaanse en Arubaanse vrouwen. Van de Surinaamse vrouwen begint 52 procent met borstvoeding, na een halfjaar is daar nog 14,8 procent van over. Dat Turkse en Marokkaanse moeders hoog scoren, kan samenhangen met de invloed van religie. De Koran moedigt borstvoeding aan.
Waarom Surinaamse en Antilliaanse moeders vaker een fles met kunstvoeding geven, is onduidelijk. Mogelijk is er onvoldoende kennis over borstvoeding. Ook kan kunstvoeding worden gezien als statussymbool, of maakt deze groep minder gebruik van de professionele kraamzorg, die borstvoeding stimuleert.
“Het kan ook te maken hebben met het geloof dat borstvoeding niet goed is voor het vrouwelijke figuur,” aldus Pieter Sauer, emeritus hoogleraar kindergeneeskunde. “Maar Surinaamse en Antilliaanse vrouwen die denken dat ze lelijkere borsten krijgen van borstvoeding, zitten ernaast. Daar is geen enkel bewijs voor.”
De GGD adviseert om meer onderzoek te doen naar de beweegreden van Surinaamse en Antilliaanse vrouwen. Met die kennis kan de gemeente inspelen op gedragsverandering. Het voortdurend hameren van verloskundigen, kraamverzorgers en jeugdgezondheidswerkers op de voordelen van borstvoeding boven flesvoeding wordt wel de borstvoedingsmaffia genoemd.
Borstvoeding is goed voor de moeder en zou allergieën en infecties bij zuigelingen tegengaan. Ook zou je er slimmere kinderen van krijgen. De gemeente Amsterdam maakt zich via consultatiebureaus al jarenlang sterk voor moedermelk.
Veel bewijs voor andere voordelen van borstvoeding ziet hij niet. Dat het risico op infecties bij baby’s daalt door borstvoeding, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt, lijkt vooral te worden veroorzaakt door de kwaliteit van het drinkwater voor flesvoeding, die in veel landen slecht is. “Dat voordeel van borstvoeding geldt in ontwikkelingslanden, niet in landen met een hoge sociaaleconomische status, zoals Nederland.” Een verband tussen borstvoeding en een goede mentale ontwikkeling van kinderen is evenmin bewezen. “In een Amerikaanse studie die borsten flesgevoede kinderen volgde tot hun elfde jaar, is geen verschil in IQ gevonden,” aldus Sauer.
“De verschillen in IQ bij jonge kinderen zijn vaak te verklaren door verschillen in het IQ van de moeders, niet door borst- of flesvoeding. Nederlandse moeders die moeite hebben met borstvoeding en flesvoeding geven, hoeven zich dus niet schuldig te voelen.” (Het Parool)