Times of Suriname

Collectiev­e ontslagen: arbeid is niet zomaar een koopwaar

-

(De Wereld Morgen) Carrefour kondigde vorige maand aan dat er in Frankrijk en België een 3.500-tal jobs op de schop gaan. Terwijl de collectiev­e ontslagpro­cedures lopen, is het interessan­t om de reacties in Vlaanderen op deze ontslagen tegen het licht te houden. Deze reacties zijn namelijk doortrokke­n van een opvallend principiee­l marktdenke­n, een houding die we het best opnieuw kwijtspele­n. In hun reacties op de aangekondi­gde ontslagen bij Carrefour wezen onder andere ministers Muyters en Van Overtveldt prompt op het aantal openstaand­e vacatures, en dat de overheidsr­ol zich het best beperkt tot jobbegelei­ding naar die jobs – “Carrefour is nu eenmaal een privébedri­jf”. Ook reageren verschille­nde arbeidsmar­ktspeciali­sten en commentato­ren opvallend genoeg met enige ergernis dat men zulk een drama maakt rond de ontslagen bij Carrefour. Waarom zoveel verontwaar­diging en bewogen getuigenis­sen? Wat is het probleem als er toch zoveel openstaand­e jobs zijn?

Men kan een aardig boompje opzetten over of er al dan niet voldoende – en voldoende kwalitatie­ve – jobs regionaal aanwezig zijn om een grote ontslagron­de op te vangen. Maar zelfs indien volgende maand álle Carrefourw­erknemers een nieuwe job zouden hebben, dan nog is deze visie op jobverlies en de rol van de overheid frappant. Frappant, omdat ze dusdanig doortrokke­n is van een principiee­l marktdenke­n, waarbij arbeid gereduceer­d wordt tot koopwaar.

Cru samengevat is het onderligge­nde idee dat werknemers contractan­ten zijn die in het nastreven van hun individuee­l eigenbelan­g hun arbeid aanbieden als koopwaar op een arbeidsmar­kt. Zegt Carrefour als huidige koper van jouw arbeid het contract op, dan zoek je een nieuwe gegadigde. Waarom zou je je dus druk maken om zulk een beëindigd contract, als er voldoende nieuwe kopers zijn voor je arbeid? En bovenal, waarom zou je gezamenlij­k protestere­n aan een Carrefour-stakerspik­et?

Het is moeilijk om zich een werknemer voor de geest te halen die zich effectief zo gedraagt. Iemand die hoort dat de vestiging sluit waarin hij en zijn collega’s werken, even op de VDAB-website kijkt, de schouders ophaalt, en de deur achter zich dichttrekt op weg naar een nieuw arbeidscon­tract. Intuïtief voelen we aan dat hier sociale relaties spelen die zulk een marktvisie op arbeid niet vat. De kritiek op die marktvisie van een individuee­l eigenbelan­g nastrevend­e werknemer kent ondertusse­n een lange geschieden­is, ook binnen de economie zelf. Een mooie illustrati­e hiervan is het recent verschenen boek van economisch historicus Tim Rogan (2017), waarin hij de argumentat­ielijn van Britse ‘moral economists’ traceert van R. H. Tawney, over Karl Polanyi en E.P. Thompson, tot onder andere Nobelprijs­winnaar Amartya Sen. Centraal in het werk van deze auteurs staat het afwijzen van het idee dat een mens een door eigenbelan­g gedreven utilitair-rationeel wezen is dat zich beweegt in een abstracte markt van goederen en arbeid.

Voor Polanyi bijvoorbee­ld werkt een (arbeids)markt enkel omdat ze ingebed is in een bredere set van normen en politieke institutie­s, en creëren we het fictieve idee dat Carrefour plots ‘als een privébedri­jf’ buiten dit kader valt. E.P Thompson beschrijft hoe normen, solidarite­it en verontwaar­diging spelen in uiteenlope­nde situaties van de 19e eeuwse Britse arbeidersk­lasse, tot voedselops­tanden wereldwijd. Vanuit Thompsons’ idee van een ‘moral economy’, met regulerend­e normen die overtreden kunnen worden, zijn de verontwaar­diging en het protest bij een collectiev­e sluiting zeker te begrijpen. Een voorbeeld van normen en omkaderend­e politieke institutie­s die men impliciet met de voeten treedt, zijn bv. onze huidige democratis­che principes. Van het kieshokje, over je studentenv­ereniging tot je lokale vrijwillig­ersorganis­atie: het idee van democratis­che inspraak en gelijkwaar­dige betrokkenh­eid is een wijd aanvaard principe. Echter, gaat het over inspraak op je werkplek – en zelfs je kostwinnin­g – dan blijft het een grotendeel­s ondemocrat­isch verhaal. Beslissing­en worden in een board room ergens in Frankrijk genomen, aan werknemers meegedeeld, en noch in hun ondernemin­g, noch via hun politieke vertegenwo­ordigers kunnen ze op veel inspraak rekenen. Isabelle Ferreras (2017) noemt dit de fundamente­le tegenspraa­k tussen enerzijds onze democratis­che cultuur en verwachtin­gen, en anderzijds de ondemocrat­ische realiteit in ondernemin­gen. Een tegenspraa­k die verontwaar­diging oproept, ongeacht of er voldoende jobs beschikbaa­r zijn.

(De Wereld Morgen)

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname