Internationale Dag van de Telecommunicatie
Sinds 1969 wordt de Dag van de Telecommunicatie gevierd op 17 mei, omdat dit de oprichtingsdag is van de International Telecommunication Union (ITU), en ook de datum van de allereerste International Telegraph Convention in 1865.
In 2005 werd op dezelfde datum een andere aanverwante dag uitgeroepen, namelijk de International Information Society Day, die het belang van ict in onze zakenwereld onder de aandacht moest brengen. Vandaar dat ieder jaar op 17 mei nu de Internationale Dag van de Telecommunicatie en IT-Informatie wordt herdacht. Telecommunicatie is het overbrengen van informatie van de ene plek naar de andere, zonder dat iets of iemand zich fysiek daar naartoe verplaatst. Met een communicatiesatelliet is telefonie- en dataverkeer tussen verschillende continenten mogelijk. Hier komt een communicatiekabel aan land. Ook onderzeese kabels kunnen deze functie vervullen. Moderne vormen van telecommunicatie zijn telefoon, radio, televisie en internet. Een oudere vorm is telegrafie. Het verschil met gewone post is, dat bij telegrafie alleen de informatie verstuurd wordt, niet de fysieke brief. In de loop van de geschiedenis werden hier verschillende technieken voor gebruikt. Degene die de telegraaf bedient, noemt men een telegrafist. Tijdens de Franse Revolutie experimenteerde de Fransman Claude Chappe met diverse methoden om snel berichten over grote afstanden door te geven. In 1793 werd zijn semafoor of optische telegraafsysteem tussen Parijs en Rijsel voor het eerst in gebruikgenomen. De snelheid waarmee de Chappe-telegraaf werkte, was voor die tijd verbluffend. Via de vijftien seinposten deed een bericht er dertien minuten over. Een koerier te paard had daar minstens twintig uur voor nodig. Zijn telegraaf bestond uit een keten van seintorens op onderlinge afstanden van 10 à 20 km. Op een toren bevond zich een seinpaal met armen, die in een bepaalde stand kon worden gezet. Van veel kerktorens werd de spits verwijderd om er een telegraaf op te zetten. De bedienende telegrafist had met twee krachtige telescopen zicht op de vorige en volgende toren. De seinpaal bestond uit een balk die in vier standen kon worden gezet met aan elk uiteinde een kortere arm met een contragewicht die in zeven standen kon worden gezet. De telegrafisten waren niet op de hoogte van de codering van de berichten. Ze hoefden alleen de stand van de seinarmen van de vorige toren te kopiëren en te controleren of het sein door de volgende toren correct werd overgenomen. Er waren speciale tekens om een fout te melden, om de telegrafisten gedurende enige tijd congé te geven en om een storing te melden. Deze speciale tekens waren bij de telegrafisten natuurlijk wel bekend. Die waren vaak mannen die gewond uit het leger waren gekomen. Omdat ze hier al een kleine toeslag voor kregen, hoefden ze niet zoveel loon meer te ontvangen voor het telegrafiewerk. In drukke tijden werkten er, als de overheid het kon betalen, twee mensen op een toestel. De tweede man werkte dan in deeltijd.
Het is onbekend waar de onderdelen van de optische telegraaf precies gemaakt werden. Wel weten we, door een handboekje van een van Chappesbroers, dat de onderdelen op de locatie geleverd werden en dat er vaak nog aanpassingen gemaakt moesten worden. Dit gebeurde bijvoorbeeld door de lokale timmerman. De onderdelen werden namelijk met de hand gemaakt en dat gebeurde niet procesmatig. Tijdens de Europese veroveringen van Napoleon werd de lijn Parijs- Rijsel via Brussel en Antwerpen doorgetrokken tot zelfs naar Amsterdam en de lijn die van Parijs naar het zuiden liep tot Venetië. Er heeft dus kortstondig in 1813 een directe verbinding tussen Amsterdam en de Middellandse Zee bestaan. Na de val van Napoleon kwam er een einde aan de Franse overheersing en werden deze ‘vijandelijke’ lijnen ontmanteld. Kennelijk zag men niet in dat het netwerk nog van nut kon zijn. (Bron: Beleven)