Times of Suriname

Vliegeren met opa

-

’La, la, la, poepie.’

Dinootje speeltje met zijn lego. Het zijn wel hele kleine stukjes voor zijn klauwen, maar ze gaan tenminste niet kapot. Hij ligt languit op de grond en bouwt een garage voor zijn auto’s. Omdat hij het naar de zin heeft, zingt hij ondertusse­n zelfverzon­nen liedjes.

‘La, la, la, plas, la, la, la, poep.’

“Dinootje,” roept zijn moeder uit de keuken. ‘Moet dat nou? Die vieze woorden?’

Dinootje kijkt even op en zingt dan zachtjes verder.

‘La, la, la, scheetje, la, la, la, pies.’

De garage is bijna klaar.

“Dinootje”, roept zijn moeder uit de keuken. Dinootje gaat gewoon door met spelen. Hij zegt niets.

“Dinootje”, klinkt het nogmaals.

Niets.

Dan komt zijn moeder de kamer in. “Ben je soms doof? Ik heb je al twee keer geroepen.” ‘Oh,’ antwoordt hij zo onschuldig mogelijk. ‘Ik ben druk, mam.’

“Ja, dat zie ik. En ik heb nog wel zo’n leuk plannetje.”

Eindelijk kijkt Dinootje op. “Wat dan?”

“Zullen we samen een cake bakken?”

“Een grote?”, vraagt Dinootje die nu toch een beetje enthousias­t raakt. Koken vindt hij leuk en cake bakken nog leuker. Zijn maag begint al meteen een beetje te knorren van de honger. “De allergroot­ste”, zegt zijn moeder lachend en ze lopen samen naar de keuken. Ze heeft speciaal een grote teil gekocht om een extra grote cake in te bakken. Zo’n bakblik dat in de oven gaat is natuurlijk veel te klein voor Dinootje. “Wow”, zegt Dinootje verrast als hij de grote teil ziet. “Gaan we daarin de cake bakken?”Zijn maag begint meteen harder te knorren.

“Ja”, zegt zijn moeder lachend. “Alleen past de teil natuurlijk niet meer in de oven van de keuken. We gaan de cake bakken boven een vuurtje in de tuin.

“Joepie.” Dinootje staat te huppelen van plezier. Dit wordt nog leuker dan hij dacht.

“Zo, nu gaan we eerst het beslag maken”, zegt zijn moeder die ondertusse­n een schort heeft voorgedaan en nu haar mouwen opstroopt.

“Wat moet ik doen, mam?”

We hebben honderd eieren nodig.”

“Oké mam”, antwoordt Dinootje vrolijk en hij loopt huppelend naar de koelkast. Het is echt leuk om een cake met mama te bakken. Enthousias­t trekt hij aan de koelkastde­ur. KRAK!

Zomaar ineens is de deur afgebroken.

“Doe je voorzichti­g, Dinootje”, roept zijn moeder.

“Ja mam.” Hij legt de deur op de grond en pakt de dozen met eieren.

WAAH!

De eerste doos glijdt uit zijn hand en ligt nu bovenop de koelkastde­ur. Twintig kapotte eieren liggen op de grond. Het is er nu heel glibberig. “Gaat het goed, Dinootje?” roept zijn moeder die ondertusse­n het beslag al aan het maken is. “Ik heb de eieren nodig. Kom je?”

Poeh, Dinootje krijgt het er warm van. Hij pakt gauw de andere eierdozen en glibbert voorzichti­g naar zijn moeder. “Hier zijn ze, mam.” “Dank je, jongen”, zegt ze en kijkt ondertusse­n naar de voeten van Dinootje waar het eigeel nog van afdruipt. ‘Ging het echt goed bij de koelkast.?”

“Eh... hm... eh.”

“Oké”, zegt zijn moeder. “Dan heb ik nu een emmer vol met suiker nodig.”

Dinootje is allang blij dat hij even weg kan. Snel loopt hij naar de keukenkast, maar wanneer hij er bijna is, glijdt hij uit over de kapotte eieren en schuift op zijn dikke billen recht naar de kast. KLENG!

De deuren vliegen eruit en liggen in stukken op de grond.

“Lukt het Dinootje?” roept zijn moeder weer. Dinootje zegt niets en vult gauw zijn emmer met suiker.

“Alstublief­t, mam. Hier is de suiker.”

“Dank je, jongen”, zegt ze lief. Ze aait hem over zijn bol, maar kijkt ondertusse­n wel naar zijn voeten waar nog steeds eigeel op zit en naar de stukjes hout die achter hem op de grond liggen. Ze vraagt verder niks. Ze kent haar zoon ondertusse­n wel.

“Wat nu, mam?”

“Het beslag is bijna klaar. Ga maar vast een stapeltje hout klaarlegge­n in de tuin voor een vuurtje. Dan gaan we zo de cake bakken.”

Dinootje holt al weg. Zijn moeder kijkt hem hoofdschud­dend na. “Het is een lieve jongen”, denkt ze. “Maar soms is hij een beetje onhandig. Nou ja... soms? Eigenlijk altijd.”

Dinootje heeft netjes houtblokke­n en takken op een stapeltje gelegd.

Daar komt zijn moeder aan met de grote teil met cake-beslag.

“Mag ik het vuur aansteken, mam?” Hij kijkt zijn moeder lief aan en heeft het doosje lucifers al in zijn hand. Zijn moeder knikt.

Wanneer het vuurtje brandt, zetten ze samen de teil er bovenop.

“Hoe lang duurt het, mam”, vraagt Dinootje die steeds hongeriger wordt. Zijn maag knort nu zo hard, dat zijn moeder dacht dat er een beer brulde.

“Een uur”, antwoordt ze en ze loopt naar binnen. “Let jij een beetje op, Dinootje?”

“Ja, mam.”

“Poeh”, denkt Dinootje. “Een uur is wel lang en ik heb zo’n hele erge, ontzettend­e, vreselijk, knagende honger. Zal ik soms nog wat takken op het vuur gooien, dan gaat het misschien sneller.” Een voor een gooit Dinootje takken op het vuur. Het vuur begint steeds harder te loeien en het wordt ook steeds heter. Hij gooit er nog meer bij. Het vuur klimt nu langs de rand van de teil omhoog. De vlammen worden steeds feller en de teil begint rood te gloeien.

Wow denkt Dinootje. Nu is de cake vast snel klaar.

KNAL!

Er klinkt een verschrikk­elijke knal en de teil schiet als een raket de lucht in. Met cake en al. Boven de bomen uit. Met zijn bek open kijkt Dinootje verbaasd omhoog. Wat is er gebeurd? Dan komt de teil weer suizend naar beneden. Dinootje wil weghollen, maar het is te laat. FLATS!

Al het cake-beslag is boven op de kop van Dinootje terechtgek­omen en glijdt langzaam over zijn hele kop heen. Hij ziet niets meer. Verschrikt wrijft hij in zijn ogen om weer wat te kunnen zien.

En... oh, oh... daar komt zijn moeder al aanhollen.

“Dinootje”, roept ze al van verre. “Dinootje, mijn lieve jongen, is alles goed met je?”

‘Ik geloof het wel mam,’ zegt hij beteuterd. ‘Maar met de cake gaat het niet helemaal goed.’ “Ach jongen, als het met jou maar goed is.” Ze omhelst haar zoon.

Even later zitten ze in de tuin op een kleed. Ze eten een droge boterham.

“We proberen het een andere keer nog eens”, zegt zijn moeder sussend.

“Het geeft niet, mam”, zegt Dinootje die weer is bijgekomen van de schrik.

“We hebben toch leuk raketje gespeeld.” Ze moeten allebei lachen en rollen achterover op de grond met hun poten in de lucht.

“Ha, ha, ha, hi, hi, hi.” Opa heeft een vlieger gemaakt van stokken, gekleurd papier en vliegertou­w. De vlieger heeft een lange staart met strikken.

“Heb je zin om te gaan vliegeren Jasper?” vraagt opa. Jasper knikt van ja.

Opa en Jasper doen hun jassen aan. Ze lopen naar het park. Daar is een groot grasveld.

“Er staat een goede wind om te vliegeren”, zegt opa. Opa en Jasper staan midden op het grasveld.

“Jij moet de vlieger vasthouden Jasper”, zegt opa. Opa doet het Jasper voor. Jasper houdt de vlieger schuin tegen de wind in. Opa gaat verderop staan met het vliegertou­w.

“Laat hem maar los Jasper!” schreeuwt opa.

Opa begint te rennen en de vlieger stijgt op. Jasper holt achter opa aan. “Hij vliegt, hij vliegt!” schreeuwt Jasper.

De vlieger is nu heel hoog in de lucht.

“Mag ik hem ook vasthouden opa?” vraagt Jasper. Opa geeft het touw aan Jasper. Jasper vliegert nu helemaal alleen.

“Pas maar op. Straks ga je ook de lucht in”, zegt opa. Jasper lacht.

Opeens gaat de vlieger duikelen. Jasper weet niet wat hij moet doen.

“Je moet hollen”, roept opa. Jasper holt. De vlieger gaat omhoog. Maar na een poosje duikelt die weer naar beneden. Opa pakt het touw van Jasper over, maar de vlieger wil niet meer de lucht in.

“De wind is gaan liggen”, zegt opa. De vlieger valt vlakbij een mevrouw met een hondje. Het hondje begint luid te blaffen tegen de vlieger. Opa en Jasper rennen naar de vlieger toe.

“Is die vlieger van u? Hij had wel op mijn hoofd kunnen vallen”, zegt de mevrouw boos.

Opa maakt zijn excuses. “U bent toch ook jong geweest”, zegt opa.

“Ja geweest en u ook. U zou beter moeten weten”, zegt de mevrouw.

Jasper wordt nu wel een beetje boos en zegt: “Mijn opa is de liefste opa van de hele wereld. Hij leert mij vliegeren.”

“Brutale jongen”, mevrouw.

Het hondje staat nog steeds te blaffen.

“En ik vind uw hondje brutaal. Hij blaft voor zijn beurt”, zegt Jasper.

zegt de Opa moet lachen. De mevrouw loopt rood aan van kwaadheid. Ze trekt aan de lijn van het hondje. Met opgeheven hoofd loopt ze weg.

Opa pakt de vlieger van de grond.

“Hij is nog heel. Misschien kunnen we morgen vliegeren. Als er meer wind staat”, zegt opa.

“En als die mevrouw weer is?” vraagt Jasper. “Dan stuur ik de vlieger achter haar aan”, grapt opa.

er

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname