Vorig jaar slechts 30 aanvragen voor kinderpardon
AMSTERDAM - Steeds minder asielkinderen doen een beroep op het kinderpardon, omdat de kans op succes zo klein is dat het de moeite nauwelijks loont. Slechts een paar procent van de aanvragen voor kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland zijn, wordt gehonoreerd, blijkt uit cijfers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. In 2017 waren er dertig aanvragen, slechts één kind en zijn familie kregen een verblijfsvergunning. In het eerste jaar na de invoering in mei 2013 waren er nog driehonderd aanvragen. De Angolese kinderen Gláucio en Márcia mogen met hun moeder in Nederland blijven. Voor het detentiecentrum staan mensen te wachten tot ze naar buiten komen. Tevergeefs, want ze waren al vertrokken. Dit komt vooral doordat een voorwaarde voor het kinderpardon is dat de ouders van de kinderen moeten hebben meegewerkt aan hun uitzetting. Volgens sommige asieladvocaten gaat de overheid hierin te ver. Asieladvocaat Frans-Willem Verbaas zegt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek een beroep op het kinderpardon al bij voorbaat onmogelijk maakt door van een asielzoeker te verwachten dat hij, als hij nog in de fase zit van een beroepsprocedure, documenten ondertekent dat hij wil terugkeren. Kinderrechtenjurist Martine Goeman van Defence for Children bevestigt dit. “De kinderen die een verblijfsvergunning krijgen op grond van het kinderpardon, zijn vaak statenloos. Daardoor kunnen ze niet terugkeren. Maar op grond van het feit dat geen land ze wil opnemen, hadden ze sowieso een vergunning kunnen krijgen.” Goeman is het met de asieladvocaten eens dat het kinderpardon een wassen neus is. “Het is een dode letter. Als een gezin meewerkt aan terugkeer en ook teruggaat naar het land van herkomst, kan het geen aanspraak maken op het kinderpardon, en als het niet meewerkt aan terugkeer ook niet. Het is een Catch-22 geworden.” Gisteren debatteerde de Tweede Kamer over onder meer het functioneren van het kinderpardon, na de kwestie van de Armeense kinderen Lili en Howick. Die mochten na tien jaar in Nederland blijven nadat de staatssecretaris gebruik had gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid. Maar op het kinderpardon hadden zij geen aanspraak kunnen maken, omdat hun moeder destijds niet had meegewerkt aan uitzetting.
(Volkskrant)