Rotterdam mocht protesten tegen Zwarte Piet in 2016 verbieden
ROTTERDAM - De burgemeester van Rotterdam was bevoegd om in november 2016 een demonstratieverbod af te geven in de Zuid-Hollandse stad, waar tegenstanders van Zwarte Piet destijds wilden demonstreren. Dat heeft de rechtbank gisteren bepaald.
Voor- en tegenstanders van Zwarte Piet wilden tijdens de landelijke intocht in Maassluis demonstreren, maar werden geweerd door burgemeester Edo Haan van Maassluis. Leden van de actiegroep Kick Out Zwarte Piet (KOZP) gingen op de dag van de intocht met een bus naar Maassluis, maar werden onderweg tegengehouden door de politie. Ze gingen uiteindelijk onverwacht naar Rotterdam voor een betoging. De Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb besloot de demonstratie te verbieden. Hij vreesde net als zijn collega in Maassluis voor ongeregeldheden. Later besloot KOZP een rechtszaak aan te spannen tegen het besluit. Maar volgens de rechtbank heeft Aboutaleb correct gehandeld. Omdat de demonstratie niet was aangekondigd, was de stad er niet op voorbereid. Zo waren veel Rotterdamse agenten bij de intocht in Maassluis. Verder
SCCN TV 17.1
08:10 09:50 11:20 13:25 15:00 17:35 heeft hij geen standpunt ingenomen in de discussie omtrent het uiterlijk van Zwarte Piet, aldus de rechtbank. KOZP is teleurgesteld over de uitspraak. “Burgemeesters gaan steeds verder in het inperken van onze grondrechten en deze uitspraak kan ze voeden om het demonstratierecht verder uit te hollen”, reageren de activisten.
Ondanks het verbod begonnen de demonstranten met een betoging aan de noordzijde van de Erasmusbrug, in het centrum van Rotterdam. Ook op die plek kwam Sinterklaas met een boot aan. Vele leden van de actiegroep werden toen gearresteerd. In totaal werden 180 aanhoudingen verricht.
De personen werden door het Openbaar Ministerie aangemerkt als verdachten omdat ze zich niet aan een bevel van de politie zouden hebben gehouden. De zaken werden begin dit jaar geseponeerd omdat er niet voldoende bewijs was tegen de demonstranten of omdat ze ten onrechte zijn aangemerkt als verdachte. De rechtbank benadrukt dat het recht op demonstreren ‘een groot goed is’, maar plaatst daarbij de kanttekening dat het recht van betoging in sommige gevallen kan worden begrensd.(NU)