Zaaizaad Adron niet voor padieboeren
NICKERIE - Het is elk seizoen weer een gedoe met zaaizaad voor de rijstsector. Padieboeren die zaaizaad nodig hebben voor de inzaai klagen aan het begin van elk seizoen weer dat het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (Adron) niet genoeg zaaizaad produceert om alle boeren te kunnen voorzien. hield dit voor aan Nareen Gajadin, directeur van Adron.
Gajadin geeft aan dat het onderzoekscentrum de bevoegdheid heeft voor het aanmaken van basiszaad, ook wel elitezaad en origineelzaad genoemd. Hij merkt op dat het produceren van elitezaad eigenlijk de taak is van een andere poot van de stichting, namelijk de Stichting Nationaal Rijst Instituut, die eigenlijk over een zaaizaadbedrijf zou moeten beschikken. “Aangezien dat nog niet in place is, wordt er gewerkt met een aantal zaaizaadboeren zodat er tenminste genoeg zaaizaad is waarover de landbouwers kunnen beschikken. Het origineelzaad wordt verkocht aan de zaaizaadboeren die het vermeerderen en door moeten verkopen aan de padieboeren”, legt de Adron-directeur uit.
Times of Suriname
Hij geeft aan dat de zaaizaadboeren niet zomaar gekozen worden, maar na een inspectie. Hun velden moeten schoon zijn en rood vrij, om te voorkomen dat men straks gaat klagen dat het zaaizaad van Adron niet goed is, terwijl het volgens Gajadin aan het slechte onderhoud van hun velden ligt. Gajadin bevestigt dat het vaak voorkomt dat alle boeren bij het Adron aankloppen voor zaaizaad, maar benadrukt hij “het zaad hier is voor de zaaizaadboeren.” Het heeft volgens Gajadin geen zin dat de padieboeren origineelzaad betrekken bij Adron en dat na het te hebben afgeoogst direct gaan verkopen aan de molenaar. “Dan heb je niets bereikt, want het is zaad van een hogere klasse”, merkt de landbouwdeskundige op. Origineelzaad is bestemd voor de zaaizaadboeren die het vermeerderen voor verkoop aan de padieboeren. Hij benadrukt dat zaaizaadboeren die een relatie hebben met het onderzoekscentrum altijd de voorkeur hebben om origineelzaad op te kopen. De Adron-directeur vraagt de landbouwers niet boos te worden wanneer ze plotseling langskomen om zaaizaad te kopen. Hij adviseert de boeren dat indien zij hun zaad bij het onderzoekscentrum willen betrekken, zij moeten kunnen aantonen dat zij over schone velden beschikken, “dan zijn wij altijd bereid aan hen te verkopen.”