Franco, de doorn in het oog van Sánchez
Bijna 40 jaar lang hield hij Spanje in een stevige wurggreep. Samen met bijna 34.000 gesneuvelde soldaten van de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) ligt hij begraven in de Vallei der Gevallenen, bij Madrid. Dictator Francisco Franco die als kind door zijn autoritaire vader werd misprezen en afgekeurd werd door de Spaanse marine, was vastbesloten om zijn plaats in de Spaanse geschiedenis te veroveren. In Spanje is hij vertig jaar na zijn dood opnieuw voorpaginanieuws én een doorn in het oog van de regering van de socialist Pedro Sánchez.
Franco ligt niet alleen begraven tussen de doden van zijn eigen rebellenleger, maar gaf de opdracht om duizenden republikeinse gesneuvelde strijders op te graven om die vervolgens in zijn dodenvallei bij te zetten. Dat gebeurde zonder de toestemming van familieleden want de overwonnenen hadden niet te kiezen. De Spaanse regering vindt dat de slachtoffers van een staatsgreep niet thuishoren naast het graf van hun kwelgeest. De enige die niet tijdens de burgeroorlog stierf, was Franco. Door hem weg te halen kan de Vallei der Gevallenen ooit een verzoeningsplek worden. Dat is tenminste het plan. Het is een moedige beslissing want geen enkele socialistische premier, noch José Luis Zapatero, noch Felipe González overwoog ooit om zoiets te doen.
Sinds het Spaanse parlement in augustus instemde met de plannen om de stoffelijke resten van de dictator uit de Vallei der Gevallenen te verhuizen, wordt de lugubere plek opnieuw druk bezocht door rechtsextremisten die er zonder schroom de fascistische groet komen brengen: “Arriba Espãna, viva Franco!” In 2018 heeft de “Caudillo” nog heel wat aanhangers. De verhuis van Franco moest het symbool worden van politieke verandering in Spanje. Premier Sánchez beloofde eerst dat de operatie nog tijdens de zomer in kannen en kruiken zou zijn. Maar de plannen van zijn regering stuiten op hevige reacties van zijn nabestaanden en aanhangers. De familie van de dictator wou eerst niets weten van een eventuele verhuis maar kwam daarna met een voorstel.
Ze gaf haar toestemming voor de herbegrafenis, op voorwaarde dat Franco een nieuwe rustplaats zou krijgen in de Almudena kathedraal in Madrid, pal naast het Koninklijk Paleis. Het nieuwe bedevaartsoord van extreemrechts zou zo in het toeristische hart van Madrid komen te liggen. Bovendien eisen de nabestaanden dat Franco met een militaire ceremonie herbegraven zou worden. Want - zo redeneren ze - daar heeft hij als generaal recht op. Wat een snelle verhuis moest worden, is een nachtmerrie voor de regering geworden die geschrokken is van de recente neofranquistische revival. De Spaanse conservatieven van de Partido Popular die nu in de oppositie zitten, zijn in hun nopjes met de hele heisa. Vooral toen vicepremier Carmen Calvo vorige week, na afloop van een ministerraad duidelijk maakte dat de familie van de dictator haar wil niet zal opdringen.
Bij de conservatieven wordt de regering Sánchez nu gebrandmerkt als “een rode dictatuur, net zoals in Venezuela”. Een ander veel gehoorde reactie is dat “het schandalig is dat de familie van Franco verhinderd wordt om zelf te kiezen waar hij herbegraven zal worden.” Die reacties herinneren de Spanjaarden nogmaals aan dat het Spaanse fascisme zelfs na de dood van Franco verder is blijven leven. Toch gaat de regering bijzonder voorzichtig te werk. Zo reisde Carmen Calvo onlangs nog naar Rome om het Vaticaan te vragen om te bemiddelen. Na een vergadering van Calvo met de nummer 2 van de Paus, Pietro Parolin, kreeg de minister niet de samenwerking waar ze op hoopte. Ze verzekerde dat een “compromis” bereikt werd en dat er gezocht werd naar “oplossingen” om te verhinderen dat Franco in de Almudena kathedraal terecht zou komen. (dewereldmorgen/Foto:
Reuters)