“DNA moet VI-artikelen herzien”
PARAMARIBO - “De Nationale Assemblee (DNA) moet Voorwaardelijke Invrijheidstelling (VI)-artikelen herzien”, vindt advocaat Irene Lalji. Zij zegt aan de krant dat de wetsartikelen geen duidelijkheid verschaffen.
Zij merkt op dat de VIcommissie een negatief advies uitbrengt over alle drugsveroordeelden, terwijl de rechterlijke macht een ander oordeel heeft. Lalji vindt dat de huidige VI-artikelen discriminerend zijn. In artikel 33 lid 1 sub g staat dat veroordeelden die zich schuldig hebben gemaakt aan moord, doodslag, zedendelicten, terrorisme en overtreding van de Wet Verdovende Middelen waarbij een gevangenisstraf van vier jaar staat, niet in aanmerking komen voor VI. Lalji merkt op dat veroordeelden van diefstal en mishandeling wel in aanmerking komen voor VI. Zij vraagt zich af waarom de ene groep veroordeelden wel VI mag krijgen, terwijl de andere niet. Zij ziet de logica ervan niet in. De advocaat vindt dat juist degenen die schuldig zijn bevonden aan diefstal en mishandeling vaker met de politie in aanraking komen dan iemand die voor moord is veroordeeld. Volgens haar komt een veroordeelde van diefstal elke keer na een vonnis in aanmerking voor VI, terwijl dat niet het geval is bij moord, doodslag, zedendelicten, terrorisme en overtreding van de Wet Verdovende Middelen waarbij een gevangenisstraf van vier jaar staat. De wet dateert van maart 2015. Bovendien geeft de wet geen overgangsbepalingen voor personen die vóór maart 2015 zijn veroordeeld. Lalji wijst erop dat in de Nederlandse wet is opgenomen dat eenieder die hoger dan een jaar celstraf is opgelegd, in aanmerking komt voor VI. Als het Openbaar Ministerie vindt dat er geen VI moet komen voor een veroordeelde, dan stelt hij een vordering in. De advocaat zegt dat elke veroordeelde gelijk behandeld moet worden. Volgens haar kan niet zonder enige logica worden bepaald dat een groep veroordeelden daarvoor niet in aanmerking komt. “De veroordeelde is een mens. Ieder mens is vastbaar voor resocialisatie.”
WJ