Times of Suriname

Prinsjesda­g

-

Vandaag is het Prinsjesda­g, de feestelijk­e opening van het nieuwe werkjaar van de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer) van Nederland. De koning rijdt op deze dag in de Gouden Koets naar het Binnenhof in Den Haag en leest in de Ridderzaal de troonrede voor. In de troonrede staan de belangrijk­ste plannen van de regering voor het komende jaar. Daarna overhandig­t de minister van Financiën de Miljoenenn­ota en de Rijksbegro­ting aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Dit doet hij uit naam van de regering. In de Miljoenenn­ota en de Rijksbegro­ting geeft de regering aan hoeveel geld er voor de diverse plannen beschikbaa­r is en waar het geld voor de uitvoering van de plannen vandaan komt.

Prinsjesda­g is een belangrijk­e dag voor de Nederlands­e politiek. Elk jaar wordt de dag gehouden op de derde dinsdag in september. Artikel 65 van de Grondwet bepaalt dat op de derde dinsdag van september door of namens de koning in een verenigde vergaderin­g van de StatenGene­raal een uiteenzett­ing wordt gegeven van het regeringsb­eleid. Artikel 105 lid 2 van diezelfde Grondwet voegt daaraan toe dat dit samenvalt met de indiening van de begroting. Hierop volgen in de Tweede Kamer de algemene beschouwin­gen, waarna ook de Rijksbegro­ting wordt besproken.

Prinsjesda­g gaat met de nodige rituelen gepaard. De koning maakt een rijtoer met de Gouden Koets door Den Haag, en de minister van Financiën loopt met een geheimzinn­ig koffertje rond dat het opschrift ‘Derde dinsdag in september’ draagt. In dit koffertje bevindt zich de Miljoenenn­ota. De inhoud hiervan wordt officieel tot Prinsjesda­g geheim gehouden, al lekken delen ervan doorgaans uit.

Vanouds is in de Grondwet bepaald op welke dag Prinsjesda­g valt. In de eerste helft van de negentiend­e eeuw werd de zitting van de Staten-Generaal aanvankeli­jk op de eerste maandag in november geopend, en later op de derde maandag in oktober. Toen in 1848 een éénjaarlij­kse begroting werd ingevoerd, wilde de Kamer meer tijd hebben om deze begroting te behandelen. Daarom werd het zittingsja­ar van het parlement verlengd door de openingsda­tum nog een maand te vervroegen, naar september.

De maandag was echter geen ideale dag. Voor een groot aantal Kamerleden uit afgelegen delen van het land, was het moeilijk om op maandag tijdig in Den Haag te zijn. Om te voorkomen dat zij op zondag moesten reizen (zondagsrus­t), werd bij de grondwetsw­ijziging van 1887 de maandag vervangen door de dinsdag.

Door de grondwetsh­erziening in het jaar 1983 is de zittingsdu­ur van de Staten-Generaal gewijzigd van één jaar in vier jaar. Daarna is deze dag in de Grondwet gehandhaaf­d als de dag waarop de Troonrede wordt uitgesprok­en.

De benaming Prinsjesda­g voor de opening van de zitting der Staten-Generaal raakte rond 1930 in zwang. Oorspronke­lijk was Prinsjesda­g de feestelijk gevierde verjaardag van de stadhouder Prins Willem V (8 maart). In de patriottis­che tijd werd Prinsjesda­g aangegrepe­n om demonstrat­ies van Oranjegezi­ndheid te houden. Waarschijn­lijk is op grond hiervan later besloten de dag van de plechtige opening van de Staten-Generaal ook Prinsjesda­g te noemen.

Prinsjesda­g ontleent een groot deel van zijn luister aan de rol van de koning en zijn huis. Maar onomstrede­n is die rol er nooit geweest. Al in 1872 uitte Abraham Kuyper in De Standaard kritiek op het voorlezen van de Troonrede door de koning. Gezien de in 1848 ingevoerde ministerië­le verantwoor­delijkheid diende volgens hem een der ministers deze taak uit te voeren. Maar in zijn regeerjare­n heeft hij de traditie in ere gelaten.

Honderd jaar na Kuyper kwam Kamervoorz­itter Vondeling met een voorstel tot wijziging van het scenario: de koning zou voortaan bij het uitspreken van de Troonrede niet worden omringd door de leden van zijn huis, maar door de leden van zijn regering.

Geen Prinsjesda­g zonder de Gouden Koets. Klokslag één uur verlaat de koning, vergezeld van een aantal leden van het koninklijk huis, Paleis Noordeinde. Onderweg passeert de stoet achtereenv­olgens het monument voor koningin Wilhemina, het Paleis Kneuterdij­k, Hotel des Indes, het Paleis Lange Voorhout, het Kabinet der Koning op de Korte Vijverberg en het Mauritshui­s. Door de Grenadiers­poort komt de stoet het Binnenhof op. Hier stappen de koning en zijn gevolg uit bij de Ridderzaal.

De Gouden Koets werd in 1898 geschonken aan koningin Wilhelmina door de bevolking van Amsterdam. In 1903 is hij voor het eerst gebruikt op Prinsjesda­g.

De Gouden Koets is gebouwd van Javaans teakhout en deels bedekt met bladgoud. Aan weerszijde­n van de staatsiebo­k is het nationale rijkswapen opgenomen. De vier wielen van de koets symboliser­en zonnen. Op de kroonlijst van de koets zijn de wapens van de toenmalige elf provincies van Nederland afgebeeld. Daarnaast is ook het wapen van de stad Amsterdam te zien. De koets is een berline op acht veren, getrokken door acht paarden. Alleen als het staatshoof­d de koets gebruikt, wordt deze getrokken door acht paarden.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname