Internationale Dag van de Menselijke Solidariteit
is 20 december uitgeroepen tot de ‘Internationale Dag van de Menselijke Solidariteit’
(International Human Solidarity Day).
Deze internationale dag werd in het leven geroepen om mensen te herinneren aan de belangrijke rol die solidariteit speelt bij het verwezenlijken van alle internationale overeenkomsten en programma’s. Volgens de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN is solidariteit een van de fundamentele waarden van de mensheid en zou die de basis moeten zijn voor alle moderne internationale betrekkingen. Alleen solidariteit kan mensen helpen de mondiale problemen te overwinnen. Een altijd terugkerend punt op deze dag is de bestrijding van armoede, één van de millenniumdoelen. Dat bereiken we volgens de organisatoren alleen door solidariteit met elkaar.
Solidariteit is het bewustzijn dat hoewel individuen verschillende taken, interesses en waarden hebben, de orde en samenhang van de maatschappij afhangt van het elkaar kunnen vertrouwen voor het uitvoeren van die specifieke taken. Dit houdt in dat individuen inzien dat het verdedigen of het verder helpen van andermans belangen uiteindelijk in het belang van het individu zelf is. Het kan daarmee bijdragen aan de sociale cohesie.
In de politiek is het begrip omstreden. Enerzijds meent men dat solidariteit de cohesie en stabiliteit van een samenleving bevordert, doordat zij de gemeenschapszin stimuleert. Anderzijds wordt weleens gesteld dat door overwegingen van solidariteit de autonomie van de mens geweld wordt aangedaan; in die visie zou hij juist zijn beslissingen altijd op persoonlijke gronden moeten nemen.
Sociale en internationale solidariteit worden wel onderscheiden van een ongelijkheidsrelatie. Van de laatste is sprake als men het belang van de ander weliswaar onderkent, maar zich daar voornamelijk achter schaart uit medelijden, dan wel de rol van hulpverlener op zich neemt. Deze relatie ontstaat vaak in de context van liefdadigheid. Solidariteit daarentegen houdt dan in dat men inziet dat de ander gelijkwaardig is. Het herkent de strijd, het belang of de wensen van de ander als gelijk aan die van zichzelf. De klassieke sociologie, met name die van Emile Durkheim, gaat uit van een verschuiving in solidariteit naarmate de samenleving complexer wordt. Waar aanvankelijk sprake was van een mechanische solidariteit ging dit door het industrialisatieproces over in een organische solidariteit.
Bij mechanische solidariteit is sprake van gelijkheid in een maatschappij met weinig sociale differentiatie waar dezelfde normen en waarden gevolgd worden en vanuit een collectief bewustzijn sprake is van een sterke sociale pressie tot conformisme.
Organische solidariteit
ontstaat juist bij toenemende sociale differentiatie, wat het geval is bij arbeidsverdeling en specialisatie. Door de onderlinge afhankelijkheid en het besef dat de verschillende functies elkaar aanvullen ontstaat een nieuwe solidariteit, waarbij de sociale pressie afneemt. De maatschappij wordt nu niet mechanisch, maar organisch bij elkaar gehouden. Bij een te snelle overgang kan echter de nieuwe ordening van functies, normen en waarden onvoldoende voltooid zijn, waardoor een bepaalde mate van anomie optreedt, een gemoedstoestand die gekenmerkt wordt door afwezigheid of afwijzen van standaarden of waarden. (Bron:beleven en wikipedia)