27 maart: Wereldtheaterdag
Sinds 1962 wordt de Wereldtheaterdag op 27 maart gevierd door ITI Centers, ITI Cooperating Members, theaterprofessionals, theaterorganisaties, theateruniversiteiten en theaterliefhebbers over de hele wereld. Deze dag is een feest voor diegenen die de waarde en het belang van de kunstvorm ‘theater’ kunnen zien en fungeert als een wake-up call voor regeringen, politici en instellingen die nog niet beseffen wat de waarde hiervan is voor mensen en het individu en zich niet realiseren hoe potentieel die is voor economische groei.
Theater is een bron van ontspanning en inspiratie omdat het de mogelijkheid bezit volkeren en culturen van over heel de wereld met elkaar in contact te brengen. Het is zelfs meer dan dat, omdat het ook de mogelijkheid tot vorming en informatie aanreikt. Theater wordt overal in de wereld gespeeld en niet enkel in de traditionele theatersteden: voorstellingen kunnen worden georganiseerd in een Afrikaans dorpje, aan de voet van een berg in Armenië, op een heel klein eilandje in de Stille Zuidzee. Theater heeft slechts een speelruimte en een publiek nodig. Theater heeft de eigenschap ons te doen lachen, ons te laten wenen, maar het kan ons ook doen nadenken en handelen. Theater is het resultaat van groepswerk. De acteurs zien we, maar achter hen zitten nog veel evenzo belangrijke mensen, die met hun specifieke capaciteiten maken dat de voorstelling er staat. Ook zij verdienen te delen in het succes en de roem. Wereldtheaterdag is niet bedoeld om met massale theatervoorstellingen te beginnen. Het is slechts bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen meer naar het theater gaan en meer waardering krijgen voor deze oude vorm van entertainment die al door de oude Grieken en Romeinen beoefend werd en nu nog steeds niet onderdoet voor 3Dfilms. Theater is een verzamelnaam voor kunstvormen waarbij acteurs levende voorstellingen maken voor een publiek. Wanneer met deze kunstvorm wordt opgetreden op een toneelvloer gaat het soms om een toneelvoorstelling. Het theater in het oude Griekenland wordt gezien als het begin en de basis van de westerse theatergeschiedenis. In het oude Griekenland was theater een van de belangrijke zaken in het dagelijks leven. Vanaf circa 500 voor Christus werden in Athene toneelwedstrijden gehouden.
Deze maakten onverbrekelijk deel uit van de Grote Dionysia. Alle deelnemende dichters moesten vooraf een serie van vier stukken (tetralogie) indienen: een trilogie van tragedies, gevolgd door een saterspel. De voorstellingen duurden meerdere uren en werden in het daglicht gehouden.
Enkel een klein aantal van de toneelteksten uit het oude Griekenland is bewaard gebleven. Toneelschrijvers Aischylos, Sophocles, Euripides en Aristophanes werden door critici van latere tijden en historici als meest invloedrijk beschouwd. De tragedies hadden meestal niet meer dan drie, mannelijke, spelers die de verschillende rollen speelden met behulp van maskers. Op het toneel bevond zich het grootste deel van de tijd ook een koor dat in unisono sprak of zong. Voor zover bekend is, werden de stukken slechts eenmaal gespeeld tijdens het festival. De maskers die werden gedragen waren groot en kleurrijk en men droeg zware kledij en schoeisel met dikke zolen. Dit deed de acteurs groter lijken, zodat de toeschouwers achter in het theater hen beter konden zien. Theater heeft zich in de loop van de tijd erg ontwikkeld. Rond 1970 hebben er grote verschuivingen plaatsgevonden: van het dramatisch theater waarin de tekst dominant was, naar het postdramatisch theater, waarbij de andere elementen van het theater niet langer ondergeschikt waren aan de tekst. Het lichaam van de acteur kreeg bijvoorbeeld een belangrijkere rol. Modern theater is te beschrijven als een levende voorstelling voor publiek, waarbij over het algemeen een of meerdere acteurs (of poppen) binnen een vastgestelde ruimte (vaak een theaterzaal) binnen een vastgestelde tijd voor een of (meestal) meerdere toeschouwers een meer of minder vastgestelde routine wordt geschouwd.