“Houston, we’ve had a problem”: vijftig jaar sinds Apollo 13
Op maandag 13 april was het vijftig jaar geleden dat de maanlanding van Apollo 13 vroegtijdig werd afgebroken nadat een zuurstoftank van de capsule explodeerde. Vijftig jaar later kennen mensen wereldwijd nog de uitspraak van commandant James Lovell – “Houston, we’ve had a problem” - die hij sprak toen hij de missieleiding inlichtte over het ongeluk.
De missie begon als een geluksverhaal voor astronauten James Lovell (commandant), Ken Mattingly (piloot van de commandomodule) en Fred Haise (piloot van de maanlander). Het drietal vormde eigenlijk de bemanning van Apollo 14, maar zij mochten een plek naar voren.
Vanwege een recente ooroperatie moest de commandant van de oorspronkelijke Apollo 13-crew, Alan Shepard, nieuwe training ondergaan. Lovell, Haise en Mattingly waren al de back-upbemanning geweest voor de eerste maanlanding, Apollo 11, en Lovell nam deel aan Apollo 8, waarmee hij een van de eerste mensen was die ooit om de maan vloog.
Kort voor de lancering zijn er al problemen. Een lid van de backup-crew, die samen met de hoofdbemanning trainde, krijgt de mazelen. De hoofdbemanning en de back-up trainen samen, waardoor iedereen dreigt besmet te raken. Piloot Mattingly van de hoofdbemanning is de enige van de groep die nog niet eerder de mazelen had gehad en dus wordt hij vervangen door Jack Swigert.
Op 11 april 1970 is het zo ver en vertrekken de drie astronauten naar de maan. Al tijdens de lancering slaat het ongeluk toe: een motor in de tweede rakettrap valt twee minuten te vroeg uit door zware trillingen. De andere motoren branden wat langer door en zo kan de missie alsnog doorgaan. Achteraf blijkt dat de storing bijna catastrofaal had kunnen worden.
Na de lancering gaat alles volgens het boekje. Piloot Jack Swigert realiseert zich echter op de tweede dag van de missie dat hij zijn belastingaangifte is vergeten. Gelukkig krijgt hij een verlenging van zestig dagen omdat hij niet in het land - of op de planeet was rond de tijd van de deadline.
Het voertuig van de astronauten bestond uit twee onderdelen: de commandomodule (CM) waar de astronauten zich bevinden, Odyssey genaamd, en de servicemodule (SM) die energie, zuurstof en water levert aan de CM.
Voorop de commandomodule zit de maanlander, de Aquarius genaamd, die uiteindelijk loskoppelt om op de maan neer te komen.
Op 13 april 1970 klinkt er een doffe knal, wat later een ontplofte zuurstoftank blijkt te zijn. “Houston, we’ve had a problem”, zegt Lovell tegen de missiecontrole in Houston. De Odyssey verliest zuurstof en stroom en de crew wijkt uit naar de maanlander als reddingsboot. Om stroom voor de landing op aarde te besparen, worden de systemen van de commandomodule uitgezet.
De Aquarius-lander heeft een eigen zuurstof- en stroomvoorziening, maar deze is bedoeld voor twee astronauten, niet drie. Ook is deze niet gebouwd om een hele vlucht te ondersteunen, alleen een kort verblijf op de maan. Met een aantal geïmproviseerde technische ingrepen wordt het beste gemaakt van een barre situatie.
Terwijl het vaartuig een noodmanoeuvre om de maan maakt en terug naar aarde slingert, moeten Lovell, Haise en Swigert zien te overleven met een gebrek aan licht, warmte en water, in een ruimte die eigenlijk te klein voor hen is. De astronauten vallen af en Haise loopt zelfs een urineweginfectie op. (NU)