Zweden nog ver van groepsimmuniteit: Amper 7,3 procent met antilichamen tegen COVID-19 in Stockholm
ZWEDEN - Slechts 7,3 procent van de inwoners in de regio van de Zweedse hoofdstad Stockholm bleek eind april antilichamen te hebben opgebouwd tegen COVID-19. Eerder werd dat getal op 25 procent geschat door de overheid. Zweden pakt de coronacrisis eigenzinnig aan met een lightversie van lockdowns in andere Europese landen. Dat zou sneller leiden tot groepsimmuniteit, maar daar is het Scandinavische land nog altijd erg ver van verwijderd.
Het is al vaak gezegd: Zweden hield als een van de weinige landen in Europa onder meer winkels en horeca open. In vergelijking tot de Scandinavische buurlanden telt Zweden ongetwijfeld daardoor veel meer coronadoden per hoofd van de bevolking. In de week tot 19 mei scoorde Zweden op dat vlak zelfs het slechtst in heel Europa. Over heel de periode genomen doet België het overigens veel slechter, al heeft dat ook te maken met de rigide manier om het aantal coronadoden te tellen.
Aan de positieve zijde zou de Zweedse aanpak in principe sneller bijdragen tot groepsimmuniteit, waardoor het virus geen kans meer krijgt om zich nog verder te verspreiden. Afhankelijk van het wiskundige model moet minstens zestig procent van de bevolking in contact gekomen zijn met het virus om groepsimmuniteit te verkrijgen. De Zweedse wiskundige Tom Britton van de universiteit van Stockholm suggereerde onlangs zelfs dat 40-45 procent al werkbaar zou zijn. Tegen midden juni zou de stad volgens die schattingen groepsimmuniteit bereiken.
Maar Zweden blijkt nog mijlenver van zulke percentages te zitten. Amper 7,3 procent van de inwoners van Stockholm had eind april antistoffen opgebouwd tegen het nieuwe coronavirus. Dat cijfer, uit een onderzoek van de Zweedse gezondheidsdienst, ligt niet veel hoger dan in andere landen. In de eerste plaats rekent Zweden op de regio rond de hoofdstad voor groepsimmuniteit - buiten de grootsteden is Zweden dunbevolkt - terwijl ook daar dus relatief weinig mensen al besmet zijn geweest met het coronavirus.
De Zweedse Marc Van Ranst, Anders Tegnell, geeft toe dat het getal “lager ligt dan verwacht”, maar “niet opvallend lager, één of een paar procentpunten slechts”. Hij wijst ook op de onderzochte periode, die tot eind april liep. Intussen zijn we drie weken verder en is dat percentage in Stockholm volgens Tegnell gestegen tot “iets meer dan twintig procent”.
Dit neemt niet weg dat de overheid eerder had voorspeld dat tegen 1 mei 25 procent van Stockholm antilichamen tegen het coronavirus zou hebben ontwikkeld. Voor Tom Britton is het cijfer van 7,3 procent dan ook wél verrassend. “Ofwel betekent dit dat de berekeningen van de dienst en van mezelf helemaal verkeerd zijn, wat mogelijk is, maar als dat het geval is, is het verrassend dat ze zó verkeerd zijn”, zegt Britton in de krant Dagens Nyheter. “Ofwel zijn er meer mensen besmet dan dat er antilichamen ontwikkelden.”
Professor Björn Olsen van de universiteit van Uppsala vindt het “gevaarlijk en onrealistisch” om naar groepsimmuniteit te streven. “Het ligt nog ver van ons af, als we het ooit al bereiken”, zei hij. Anders Tegnell heeft altijd ontkend dat hij groepsimmuniteit nastreeft. Hij beweert dat Zweden net als andere landen de verspreiding van het virus voldoende wil afremmen zodat de zorgsector de toestand blijft aankunnen. Toch wijst hij er tegelijkertijd op dat landen met een strikte lockdown bij een tweede golf kwetsbaarder zullen zijn omdat een kleiner deel van hun bevolking immuun is voor het virus.
(HLN)