Bedrijf noemt opblazen van 46 duizend jaar oud Aboriginal-erfgoed ‘misverstand’
WEST-AUSTRALIE - Het Brits-Australische mijnbouwbedrijf Rio Tinto heeft eind mei stokoude rotsschuilplaatsen van de oorspronkelijke bevolking van West-Australië opgeblazen, toen getracht werd om een ijzerertsmijn uit te breiden. Volgens directeur Chris Salisbury gaat het om een misverstand, schrijft The Guardian.
Rio Tinto wordt in de Australische pers gefileerd om de fout in de regio Pilbara, waarbij veel Aboriginalerfgoed van om en nabij de 46.000 jaar verloren ging. Tot dusver is nergens op Australië een plaats gevonden die verder terug dateert.
Het wordt het bedrijf niet in dank afgenomen dat de operatie is doorgezet, terwijl de oorspronkelijke eigenaren van de plaatsen, de Puutu Kunti Kurrama en Pinikura stammen, negen dagen voor de explosie er pas lucht van kregen.
Belangenorganisaties die voor hun rechten opkomen, konden het bedrijf niet meer op andere gedachten brengen. De oorspronkelijke bewoners noemen het verlies “zielvernietigend”, aldus The Guardian.
De plaatselijke overheid had wél toestemming gegeven voor de explosies, net als de minister voor Aboriginalzaken van West-Australië.
Dat gebeurde echter in 2013: een jaar later werden, tijdens een door Rio Tinto goedgekeurde archeologische zoektocht, sporen van de mensheid gevonden van tienduizenden jaren terug, uit onder meer de ijstijd.
Meer dan zevenduizend vondsten werden gedaan. Het hoogtepunt was een 28.000 jaar oud geslepen kangoeroebot. DNA-tests leidden de vondsten terug naar de Puutu Kunti Kurrama en Pinikurabevolking.
Het bedrijf was dus op de hoogte van de culturele waarde van de plaats voor de oorspronkelijke bewoners van Australië. Salisbury zegt echter dat er een “jammerlijk misverstand” heeft plaatsgevonden, maar gaat daar niet verder op in. “We moeten onze relatie met de voormalige eigenaren repareren.”
(Nu.nl)