(Wereld Regenwouddag)
Een regenwoud is een bebost ecosysteem waarin veel regen valt, het hele jaar door. Als minima worden 1700 tot 2500 millimeter regen aangehouden voor een regenwoud, met een bepaald minimum per maand: als de regen ongelijk over het jaar verdeeld is, kan sprake zijn van een moessonbos. Een nevelwoud kan even nat zijn als een regenwoud, maar het water komt in een andere vorm.
Naast de grote hoeveelheid regen, worden regenwouden gekenmerkt door het grote aantal diersoorten dat er leeft, en de hoge biodiversiteit. Deze diversiteit is kenmerkend voor veel oerbos of oerwoud.
Regenwoud kan worden aangetroffen zowel in gematigde als in tropische klimaten. De grootste tropische regenwouden zijn het Amazoneregenwoud in het Amazonebekken, de Congolese regenwouden in CentraalAfrika en de regenwouden in Indonesië. Gematigde regenwouden komen voor in Noord- en Zuid-Amerika, in Oceanië, in voormalig Joegoslavië, in Georgië, in China en in Japan.
Cambodja bestaat voor ongeveer 52 procent uit regenwouden. Het eiland Saba is begroeid met secundair regenwoud. Het centrale plateau in het zuiden van India kent een begroeiing van palmbomen met regenwoud naar de regenachtige zuidwestkust toe. De regenwouden beslaan ongeveer 14 procent van de totale landoppervlakte.
De grondbegroeiing in regenwouden is vaak beperkt door het gebrek aan zonlicht dat de grond bereikt. Dit maakt het mogelijk voor mens en dier om door het regenwoud te lopen. Als het bladerdak om wat voor reden dan ook vernietigd of uitgedund is, kan de zon wel de grond bereiken en ontstaat daar al snel een jungle, een ondoordringbaar woud van klimplanten, struiken en kleine bomen.
Er wordt veel regenwoud gekapt, waardoor de hoeveelheid regenwoud snel afneemt. In de jaren 90 van de twintigste eeuw is de hoeveelheid regenwoud naar schatting afgenomen met circa 58.000 km² per jaar. Tijdens het Paleoceen was bijna de hele aarde bedekt door (tropische) regenwouden, inmiddels is dat 6 procent. Anderzijds zijn er ook perioden geweest, bijvoorbeeld tijdens de ijstijden, waarin de oppervlakte van de regenwouden een fractie was van de huidige.
Met de huidige kapsnelheid is de rest van de regenwouden mogelijk halverwege de 21e eeuw verdwenen. Een groot aantal wetenschappers bestrijdt deze laatste inschatting, met name gezien de snelle groei van nieuw (tropisch) regenwoud in gekapte gebieden. Daar staat tegenover dat de biologische waarde van dit secundair bos veel geringer is dan die van primair bos.
Biologen geven aan dat mogelijk meer dan 50 duizend diersoorten per jaar uitsterven door het kappen van regenwouden.
De CO2-opslag van regenwouden is echter sedert de jaren 1990 gestadig afgenomen. Wetenschappers vrezen dat een deel van de regenwouden niet langer CO2 gaat opnemen (koolstofput), maar eerder gaan uitstoten.
Het tropisch regenwoudklimaat is een klimaat dat voorkomt in de tropen en is nauw verbonden met het tropisch regenwoud.
Volgens de klimaatclassificatie van Köppen is het een Af-klimaat en is daarom een tropisch klimaat (A-klimaat). Het tropisch regenwoudklimaat wordt gekenmerkt doordat de droogste maand van het jaar een gemiddelde maandneerslag heeft van meer dan 60 mm en, zoals alle tropische klimaten, komt de gemiddelde temperatuur van elke maand niet onder de 18 °C uit. (Bron:Worldrainforestday en Wikipedia)