Zee-ijs was mogelijk een belangrijke aanjager van de kleine IJstijd
De Kleine IJstijd is de relatief koude periode die Europa van de jaren 1300 tot halverwege de 19e eeuw teisterde. Met name het noorden van Europa had onder de Kleine IJstijd te lijden, maar ook China en ZuidAmerika zouden de gevolgen ervan ondervonden hebben. Gemiddeld lag de temperatuur in West-Europa zo’n 1 à 2 graden onder de hedendaagse waarden. Wereldwijd lagen de gemiddelde temperaturen 0,5 tot 1 graad lager dan vandaag de dag. Wetenschappers discussiëren al decennia lang over de oorzaken die ten grondslag lagen aan de Kleine IJstijd. En een nieuwe studie laat een frisse wind over dit vraagstuk waaien. Dat de Kleine IJstijd heeft plaatsgevonden, staat buiten kijf. Toch lijken wetenschappers het maar niet eens te worden over de precieze oorzaken. En dat terwijl het heel belangrijk is om hier een antwoord op te formuleren. “Door te begrijpen hoe grote klimaatveranderingen zoals de Kleine IJstijd ontstaan, gaan we ook de fundamentele onderliggende oorzaken ervan beter begrijpen”, vertelt onderzoeker Martin Miles aan Scientias.nl. “Bovendien krijgen we inzicht in hoe trapsgewijze effecten van veranderingen kunnen leiden tot ontwikkeling van veranderingen elders in het klimaatsysteem.” In de afgelopen jaren zijn er meerdere theorieën over hoe de Kleine IJstijd ontstond, geopperd. Zo suggereren sommigen dat explosieve vulkaanuitbarstingen verantwoordelijk waren. Maar misschien dat er ook nog een andere schuldige aan te wijzen is.
In een nieuwe studie suggereren onderzoekers dat zee-ijs mogelijk een vinger in de pap had. Zo stellen ze dat de Kleine IJstijd werd veroorzaakt door een uitzonderlijke grote uitstroom van zee-ijs dat in de jaren 1300 vanuit de Noordelijke IJszee naar de Noord-Atlantische Oceaan voer. En hierdoor koelde de wereld – op sommige plekken sterker dan op andere – af. “Het idee dat een grotere uitstroom van zee-ijs een gematigde regionale afkoeling in de hand werkt, is op zich niet eens heel verrassend”, zegt Miles. “In de jaren zestig hebben we in het noorden van de Noord-Atlantische Oceaan een soortgelijke gebeurtenis gezien, bekend als de Great Salinity Anomaly (GSA). Wat ons wel verraste, is de omvang van de uitstroom van het zee-ijs in de 14e eeuw. Bovendien vonden we aanwijzingen voor een aantal soortgelijke grote gebeurtenissen in de daaropvolgende eeuwen.”
Het team baseert zich op een uitgebreide reconstructie van zee-ijs dat zich in de afgelopen 1400 jaar een weg van de Noordelijke IJszee door de Fram-straat en Groenland naar de Noord-Atlantische Oceaan wist te vinden. Hiervoor verzamelden de onderzoekers gegevens van mariene sedimentkernen die op de oceaanbodem van de Noordelijke IJszee tot de Noord-Atlantische Oceaan waren geboord. Deze kernen bevatten verbindingen die worden geproduceerd door algen die in het zee-ijs leven, schelpen van eencellige organismen die in verschillende watertemperaturen gedijen én puin dat door zee-ijs wordt opgenomen en over grote afstanden getransporteerd is. Deze gegevens duiden op een abrupte toename van het Arctische zee-ijs dat aan het begin van 1300 naar de NoordAtlantische Oceaan werd vervoerd. Vervolgens vond de piek halverwege de eeuw plaats. Net zo abrupt als dat het gekomen was stopte de toevoer van zeeijs weer tegen het einde van de 14e eeuw.
De theorie sluit het voorkomen van de eerder genoemde vulkaanuitbarstingen niet helemaal uit. Want het is goed mogelijk dat de stroom van zee-ijs werd veroorzaakt door toegenomen en explosieve erupties. Aan de andere kant ondersteunt hetzelfde bewijs een intrigerende alternatieve verklaring. Klimaatmodellen die zogenoemde ‘controlemodellen’ worden genoemd, worden gebruikt om het klimaatsysteem te begrijpen zonder dat deze wordt beïnvloed door externe krachten, zoals vulkanisme of de uitstoot van broeikasgassen. Onlangs hebben wetenschappers een reeks experimenten met deze controlemodellen uitgevoerd. En hieruit blijkt dat het ook heel plotseling, gedurende tientallen jaren, heel koud kan worden. Het betekent dus eigenlijk dat bepaalde veranderingen – zoals bijvoorbeeld de Kleine IJstijd – zogezegd ‘uit het niets’ kunnen ontstaan door interne variabiliteit binnen het klimaatsysteem. “De bevindingen uit onze studie kunnen dus eigenlijk op twee manieren worden opgevat”, legt Miles uit. “Enerzijds levert het robuust bewijs dat kan worden gezien als ondersteuning voor de theorie dat vulkaanuitbarstingen een afkoeling veroorzaakten. Anderzijds levert het ook het eerste empirische bewijs ter ondersteuning van modelstudies – met name een studie onder leiding van Sybren Drijfhout van het KNMI – waarin plotselinge en onverwachtse afkoelingen werden gevonden die tientallen jaren kunnen aanhouden.”
(Scientias)