ZuidAmerikaanse vogelsoort fladdert vleugels met een dialect
De Zuid-Amerikaanse vogelsoort vorkstaartkoningstiran kan ‘praten’ met soortgenoten door tijdens het vliegen verschillende geluiden te maken met de veren. Verschillende ondersoorten van de vorkstaartkoningstiran blijken echter ook ‘dialecten’ te spreken met hun veren, schrijven Amerikaanse biologen in het wetenschappelijke tijdschrift Integrative and Comparative Biology.
Over de gehele wereld hebben vogels verschillende manieren ontwikkeld om onderling te communiceren.
Sommige soorten zingen of krassen, andere klappen hun vleugels tegen elkaar. Mannelijke vorkstaatkoningstirannen gebruiken de veren van hun vleugels om een geluid te produceren. Dit geluid is te horen als de vogels heel snel vliegen.
Uit onderzoek blijkt dat twee ondersoorten van de vorkstaartkoningstiran andere varianten op dit geluid maken. Dit komt doordat de veren anders gevormd zijn, dankzij jaren van evolutie. Hierdoor ‘spreken’ de ondersoorten in een eigen ‘dialect’.
Een van de ondersoorten van de vorkstaartkoningstiran is namelijk een trekvogel en legt vaak lange afstanden af tussen het noorden en het zuiden. De andere soort blijft op zijn plek in het noorden van Zuid-Amerika. Om beter te kunnen vliegen, hebben de veren van de trekvogel uiteinden die puntiger zijn. Deze produceren een ander geluid dan veren met dikkere punten.
Nu kunnen de ondersoorten nog naast elkaar leven, maar mogelijk raken ze door de jaren heen meer van elkaar gescheiden. Doordat hun veren zich door evolutie verder zullen vervormen, zouden ze elkaars dialecten steeds minder goed kunnen verstaan. Uiteindelijk zouden ze niet meer onderling op dezelfde manier kunnen communiceren en groeien de soorten steeds verder uit elkaar. Dit kan ertoe leiden dat ze uiteindelijk geen ondersoorten meer zijn, maar aparte diersoorten worden.
(NU)