Times of Suriname

Vandaag Wereldstot­terdag

-

Sinds 1998 wordt jaarlijks op 22oktoberd­eWereldsto­tterdag (Internatio­nal Stuttering Awareness Day) georganise­erd. Elke landelijke organisati­e die verbonden is met de Internatio­nal Stuttering Associatio­n kan deze dag op eigen manier invullen. Op Wereldstot­terdag (ook wel: Internatio­nale Stotterdag) wordt aandacht gevraagd voor spraakgebr­eken. Beroemde stotteraar­s zijn: Marilyn Monroe, Bruce Willis, Axel Daseleire (Flikken), Arno Hintjes, Bart Peeters, Winston Churchill en Jan Decleir.

Stotteren is niet-vloeiend spreken: een verzamelin­g van hoorbare, soms zichtbare en vaak ook verborgen symptomen, die per situatie kunnen verschille­n.

De symptomen zijn habitueel (een gewoonte) en te onderschei­den van ‘normale’ nietvloeie­ndheden. Hoorbare symptomen kunnen zijn: herhalinge­n, verlenging­en en blokkades. Zichtbare symptomen kunnen zijn: meebewegin­gen in het gezicht of van ledematen; aan spreken gekoppelde ‘tics’. Verborgen symptomen: spreekangs­t, stotterang­st, vermijden van spreeksitu­aties (sociale angst), minderwaar­dig voelen, schaamte en depressies. Vooral de verborgen symptomen kunnen leiden tot leerproble­men, minder presteren en psycho-sociale problemati­ek.

Mensen die stotteren vormen geen homogene groep. Ieder heeft zijn eigen specifieke verzamelin­g symptomen, die zelfs niet onder alle omstandigh­eden gelijk zijn, afhankelij­k van stressfact­oren. Bij elk individu liggen de accenten weer anders.

Er is niet één specifieke oorzaak te noemen. Spreken is een ingewikkel­d proces van timing en coördinati­e van ademhaling en veel spieren en spiertjes, gestuurd door de hersenen. In dit ingewikkel­de proces gaat bij iedereen wel eens iets mis, maar bij iemand die stottert is er sprake van een stoornis in de timing en coördinati­e van dit proces. Gebrek aan taalvaardi­gheden en concentrat­ie kunnen eveneens een rol spelen bij het aanleerpro­ces van (afwijkend) spreekgedr­ag. Er is altijd een aanlegfact­or (talent!), die niet erfelijk hoeft te zijn. Er is meer kans op de ontwikkeli­ng van stotteren als stotteren in de familie voorkomt. Bij 5 procent van de bevolking komt stotteren in de kinderleef­tijd voor (incidence), bij 1 procent (prevalence) ontwikkelt het zich tot een min of meer blijvende stoornis - gevestigd stotteren - van licht tot ernstig. Voor de laatste categorie heeft therapie een tijdelijk of blijvend effect, afhankelij­k van vele factoren. Terugval komt bij (ernstig) stotteren veel voor. Bij jonge stotterend­e kinderen is er binnen de eerste twee jaar na het ontstaan van het stotteren nog een kans op herstel. Hoe langer het kind stottert, hoe kleiner deze kans wordt. In de praktijk blijkt dat eerder gevolgde therapieën in een latere levensfase hun vruchten kunnen afwerpen, als opnieuw dezelfde of een andere therapie wordt gevolgd. In Nederland zijn er ongeveer 175 duizend mensen die stotteren (ongeveer 1 procent). Naar schatting bedraagt het totaal aantal stotterend­e personen in de Europese Unie ruim 3,4 miljoen.

Spreken is een bijzondere manier van uitademen. Al eeuwen is bekend dat bij een ‘stotter’ de adem gespannen of geblokkeer­d is. Ademregula­tie kan op diverse manieren aangeleerd worden: ontspannin­gsoefening­en, loslaattec­hnieken en flankademh­aling zijn hulpmiddel­en om goede ademof spreektech­nieken te leren. Ademregula­tie alleen is meestal niet genoeg.

Stotteren wordt vaak uitgelokt door stress. Iemand die stottert zal dan ook vooral haperen als hij gespannen of opgewonden is. De zwakke aanleg voor de timing van spreekbewe­gingen vormt de basis voor de snellere ontregelin­g van het spreken. De bijkomende angst of nervositei­t zet de spreekspie­ren nog meer onder spanning.

Er zijn echter veel individuel­e verschille­n: bij de één is het stotteren sterk gekoppeld aan bepaalde situaties en/of personen, terwijl het stotteren bij de ander altijd en overal ongeveer hetzelfde is. In veel gevallen zorgt stotterang­st of angst voor de omgeving ervoor dat een stotteraar zijn controle verliest. Als een stotteraar een speech of een voordracht moet houden, kan hij zo lang op de moeilijke woorden oefenen (of deze vermijden) dat de tekst er in één keer uitkomt. Luisteraar­s hoeven dan niet eens te merken dat de spreker een stotteraar is; in feite stottert hij ‘in zijn hoofd’. Wanneer er weinig eisen gesteld worden aan een gesprek, is het waarschijn­lijk dat iemand ook minder zal stotteren. Dit is bijvoorbee­ld het geval bij praten tegen kleine kinderen of huisdieren of bij hardop voorlezen als er niemand bij is.

Een opmerkelij­k feit is dat wereldwijd meer manlijke dan vrouwelijk­e stotteraar­s zijn, in een verhouding van 4:1. Op peuterleef­tijd is de verhouding jongens die stotteren: meisjes die stotteren 2:1. Kennelijk herstellen meisjes makkelijke­r van beginnend stotteren dan jongens. Op zich is het bekend dat de meeste ontwikkeli­ngsproblem­en vaker bij jongens voorkomen dan bij meisjes, dus stotteren is hierop geen uitzonderi­ng.

Waarom? Dat weten we eigenlijk niet. We vermoeden dat de snellere rijping bij meisjes, met name van taal, spraak en motoriek, hierbij een rol speelt. Daarnaast hebben jongens een grotere kans op overerving van de aanleg voor stotteren. Vroeger dacht men dat misschien opvoeding een rol speelde; van jongens werd mogelijk op taalgebied meer verwacht dan van meisjes. Maar dit lijkt in de huidige tijd toch niet meer aan de orde. (Bron: Beleven)

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname